Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1140, 13/00701 en 13/00702
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1140, 13/00701 en 13/00702
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 februari 2014
- Datum publicatie
- 21 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:1140
- Zaaknummer
- 13/00701 en 13/00702
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Onroerendezaaktransacties. ROW of box III ?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/00701 en 13/00702
uitspraakdatum: 11 februari 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 mei 2013, nummer AWB 12/1810 en AWB 12/1811, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Apeldoorn (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 277.285. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 15.117.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in een geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag IB/PVV 2007 en de heffingsrentebeschikking gehandhaafd.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 174.786. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 7.530.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in een geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag IB/PVV 2008 en de heffingsrentebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 21 mei 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. [A] en [B], alsmede mr.drs. [C] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [D] en [E].
De gemachtigde van belanghebbende en belanghebbende zelf hebben pleitnota’s overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met [F]. Belanghebbende bezit een aantal verhuurde woon-/winkelpanden in het centrum van [Z]. Belanghebbende rekent deze beleggingspanden tot zijn privévermogen.
Belanghebbendes zoon, [G], is middellijk aandeelhouder van 50% van de aandelen in [H] bv (hierna: [H] bv). [H] bv houdt zich bezig met de exploitatie van en handel in onroerende zaken. De andere 50% van de aandelen is (middellijk) in handen van [I]. [I] is geen familie van belanghebbende.
Belanghebbende heeft in de jaren 2007 en 2008 om niet de koop- en verkoopovereenkomsten overgenomen van [H] bv waarin [H] bv de panden aan de [a-straat] 196H en [b-straat] 119 in [L] heeft aan- en verkocht.
Voor het pand aan de [a-straat] 196H te [L] hebben de volgende handelingen plaatsgevonden:
27 juni 2007 [H] bv heeft op woensdag 27 juni 2007 een koopovereenkomst ondertekend met [J] tot koop van het verhuurde pand, [a-straat] 196H, voor € 420.000. Als leveringsdatum zijn partijen 19 september 2007 overeengekomen.
2 juli 2007 Op maandag 2 juli 2007, vijf dagen na de ondertekening van de koopovereenkomst, heeft [H] bv een overeenkomst getekend bij een notaris te [L] waarin zij [a-straat] 196H heeft verkocht aan [K] bv voor € 635.000. Als leveringsdatum zijn partijen 19 september 2007 overeengekomen.
17 september 2007 Belanghebbende, [H] bv en [J] hebben een overeenkomst tot contractsoverneming afgesloten, waarbij belanghebbende de contractspositie van [H] bv overneemt. [J] heeft met deze contractsoverneming ingestemd.
19 september 2007 De leveringsakten zijn bij een notaris te [L] gepasseerd. Belanghebbende heeft aan [M] en [N] een schriftelijke volmacht verleend voor de verwerving respectievelijk levering van het pand.
25 september 2007 De notaris heeft onder verrekening van diverse posten het saldo van de aan- en verkoopsom van € 213.796,18 overgeschreven op de bankrekening van belanghebbende.
Voor het pand aan de [b-straat] 119 hebben de volgende handelingen plaatsgevonden:
17 december 2007 [H] bv heeft een koopovereenkomst ondertekend met [O] tot koop van het verhuurde pand, [b-straat] 119 huis en [b-straat] 119 I, II en III, voor € 575.000. In de koopovereenkomst is in de tekst “[H] Vastgoed B.V. (…) te dezen vertegenwoordigd door de heer [G] voor zich of voor nader te noemen meester voor wie hij zich sterk maakt” het deel “voor zich of voor nader te noemen meester voor wie hij zich sterk maakt” doorgehaald. Deze doorhaling hebben beide partijen geaccordeerd.
10 januari 2008 [H] bv heeft een verkoopovereenkomst getekend bij een notaris te [L] waarin zij [b-straat] 119 huis en [b-straat] 119 I, II en III heeft verkocht aan [P], [Q] en [R] (hierna: [PQR]) voor € 725.000.
6 mei 2008 [H] bv en belanghebbende hebben in een schriftelijk stuk verklaard dat [H] bv bij de koopovereenkomst van 17 december 2007 als lasthebber van belanghebbende is opgetreden. Belanghebbende heeft de lastgeving bevestigd en de koop erkend. [H] bv heeft verklaard hoofdelijk aansprakelijk te blijven voor de uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen.
9 mei 2008 De leveringsakte van [b-straat] 119 huis en [b-straat] 119 I, II en III [O] aan belanghebbende is bij de notaris gepasseerd. Belanghebbende heeft aan [S] een schriftelijke volmacht verleend voor de verwerving van het pand.
9 mei 2008 De leveringsakte van [b-straat] 119 huis van belanghebbende aan [PQR] is bij de notaris gepasseerd, waarbij een koopprijs van € 220.000 is gehanteerd. Belanghebbende heeft aan [S] een schriftelijke volmacht verleend voor de levering van dit deel van het pand.
9 mei 2008 De leveringsakte van [b-straat] 119 I, II en III van belanghebbende aan [PQR] is bij de notaris gepasseerd, waarbij een koopprijs van € 505.000 is gehanteerd. Belanghebbende heeft aan [S] een schriftelijke volmacht verleend voor de levering van deze delen van het pand.
14 mei 2008 De notaris heeft onder verrekening van diverse posten het saldo van de aan- en verkoopsom van € 149.113,61 overgeschreven op de bankrekening van belanghebbende.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Inspecteur de met de onroerendezaaktransacties behaalde resultaten terecht als resultaat uit overige werkzaamheden van belanghebbende heeft aangemerkt. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur beantwoordt deze bevestigend.
Belanghebbende is van mening dat de aan- en verkoop van de onroerende zaken heeft plaatsgevonden in de vermogenssfeer (inkomen uit sparen en beleggen).
De Inspecteur verdedigt het standpunt dat belanghebbende door de contractoverneming en de meesteraanwijzing heeft beoogd voordeel te behalen en dit voordeel ook redelijkerwijs te verwachten was. Voor zover het Hof zou oordelen dat al bij de aankoop van de onroerende zaken het economisch belang op belanghebbende is overgegaan, stelt de Inspecteur dat belanghebbende op het moment van aankoop het oogmerk had de onroerende zaken weer te verkopen, waarbij het bij de verkoop te behalen voordeel al redelijkerwijs te verwachten was. Daarbij rekent de Inspecteur de kennis van de zoon toe aan belanghebbende.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vermindering van de aanslagen tot aanslagen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 63.489 voor het jaar 2007 en € 25.673 voor het jaar 2008 en dienovereenkomstige vermindering van de beschikkingen heffingsrente.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.