Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1295, 13/00860
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1295, 13/00860
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 februari 2014
- Datum publicatie
- 28 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:1295
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2013:1760, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:1471
- Zaaknummer
- 13/00860
Inhoudsindicatie
Grondwaterbelasting. Exploitant hotel. Overschrijding vergunning.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
nummer 13/00860
uitspraakdatum: 18 februari 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juli 2013, nummer AWB 12/6268,
in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de grondwaterbelasting opgelegd van € 20.466. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (thans rechtbank Gelderland, hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 23 juli 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende exploiteert een conferentieoord/hotel aan de [a-straat] 7 te [Z] (hierna: het hotel). Het hotel is geopend op 1 april 2010.
Belanghebbende is houder van een inrichting voor warmte- en koude-opslag met een recirculatiesysteem (hierna: WKO-inrichting) ten behoeve van de klimaatbeheersing in het hotel. Daarbij wordt grondwater onttrokken ten behoeve van een bodemenergiesysteem als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel g, van de Wet belastingen op milieugrondslag zoals die gold voor het onderhavige tijdvak (hierna: de Wbm).
Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben bij besluit van 20 juli 2009, nummer 2009-[000000], op aanvraag van belanghebbende aan haar op grond van de Waterwet en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten en regelingen, een vergunning verleend voor het onttrekken aan en het retourneren in de bodem van grondwater ten behoeve van een WKO-systeem voor de beheersing van het binnenklimaat in het hotel. In het desbetreffende besluit, waaraan voorschriften zijn verbonden, is opgenomen:
“De vergunning wordt verleend voor een hoeveelheid van maximaal 100.000 m³ grondwater per jaar waarbij in enig kwartaal niet meer onttrokken mag worden dan 25.000 m³.”
De Inspecteur heeft bij brief van 15 december 2011 belanghebbende verzocht opgave te doen van de exacte hoeveelheden van de onttrekkingen vanaf 1 januari 2007. Belanghebbende heeft in het antwoordformulier vermeld dat in 2010 140.268 m³ en in 2011 164.243 m³ aan grondwater is onttrokken in haar WKO-inrichting.
Belanghebbende heeft op 23 januari 2012 een aanvraag bij Gedeputeerde Staten van Gelderland ingediend voor wijziging van de bestaande vergunning met het nummer 2009-[000000].
Na toelichting op en aanvulling van de nieuwe aanvraag door belanghebbende hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland bij besluit van 26 september 2012, nummer 2012-002149, besloten:
“De op 20 juli 2009 aan [belanghebbende] verleende vergunning (2009-[000000]) te wijzigen overeenkomstig de aanvraag van 23 januari 2012 en de daarbij behorende bescheiden, in die zin dat vergunning wordt verleend voor het onttrekken van grondwater voor maximaal 200.000 m³ (was 100.000 m³) per jaar en 65.000 m³ (was 25.000 m³) per kwartaal.”
De Inspecteur heeft met dagtekening 31 augustus 2012 de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd, berekend als volgt:
Overschrijding 2010: 40.268 m3 x € 0,1951 (tarief 2010) = € 7.856
Overschrijding 2011: 64.243 m3 x € 0,1963 (tarief 2011) = € 12.610
Totaal € 20.466
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur, en tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.