Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1300, 13/00674
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1300, 13/00674
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 februari 2014
- Datum publicatie
- 28 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:1300
- Zaaknummer
- 13/00674
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Waardevaststelling bedrijfsruimte. Gemeente slaagt in bewijslast.
Uitspraak
Afdeling belastingrechtLocatie Arnhem
nummer 13/00674
uitspraakdatum: 18 februari 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel/zittingsplaats Zwolle, van 6 mei 2013, nummer AWB 13/276, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 26 te [Z], per waardepeildatum 1 januari 2011 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2012, vastgesteld op € 941.000. Tegelijk met deze beschikking zijn voorts de aanslagen onroerendezaakbelasting vastgesteld.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde waarde verminderd tot € 694.000 en, naar het Hof begrijpt, de aanslagen dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (thans: de rechtbank Overijssel). De rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank), heeft het beroep bij uitspraak van 6 mei 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2014 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord [A] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [B], taxateur. Belanghebbende en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht aan het Hof, niet verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenares van de onroerende zaak [a-straat] 26 te [Z] (hierna: de onroerende zaak). Het betreft een bedrijfsruimte ten behoeve van opslag en distributie met showroom, gelegen op het industrieterrein van [Z].
De onroerende zaak bestaat uit een opslag/magazijn, bouwjaar 1990, met een oppervlakte van 910 m², verdeeld over twee bouwlagen, een showroom uit 1995 met een oppervlakte van 250 m² en een opslag/magazijn uit eveneens 1995 met een oppervlakte van 1.090 m², alle op de begane grond. Het perceel heeft een oppervlakte van 1.659 m². Op het perceel is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum.
Belanghebbende stelt dat de waarde van de onroerende zaak € 540.000 bedraagt en verwijst daartoe naar een berekening van [C] van [D] BV (hierna: [D]).
De heffingsambtenaar neemt het standpunt in dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld, gelet op het door hem overgelegde taxatierapport.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de heffingsambtenaar ter zitting niets meer toegevoegd.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de heffingsambtenaar, en tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 540.000.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.