Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1352, BK 12/00332
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1352, BK 12/00332
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 februari 2014
- Datum publicatie
- 28 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:1352
- Zaaknummer
- BK 12/00332
Inhoudsindicatie
In geschil is de vraag of de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2010 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer 12/00332
uitspraakdatum: 25 februari 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 25 september 2012, nummer AWB 11/3187, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Súdwest Fryslân (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 7 te [Z] (hierna: de onroerende zaak, de woning), per waardepeildatum 1 januari 2010, voor het jaar 2011 vastgesteld op € 348.000. Met de beschikking is in één geschrift de ter zake van de onroerende zaak voor het jaar 2011 opgelegde aanslag onroerendezaakbelasting ten bedrage van € 356 bekendgemaakt.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de waardebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 25 september 2012 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende zijn gemachtigde mr. [A], alsmede namens de heffingsambtenaar [B] en de taxateur [C] (hierna: de taxateur).
Namens belanghebbende is ter zitting een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht. De zaak is ter zitting, met toestemming van partijen, gezamenlijk behandeld met de zaken van [D], zaaknummer 12/00333, [E], zaaknummer 12/00334 en [F], zaaknummer 12/00335.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, een omstreeks 2003 gebouwde vrijstaande woning met aangebouwde garage en aangebouwde bijkeuken gelegen op een perceel van 412 m².
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de vraag of de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2010 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt voormelde vraag bevestigend. Belanghebbende stelt hiertoe onder meer dat de gehanteerde referentiepanden niet goed vergelijkbaar zijn, dat de onroerende zaak niet is gelegen aan een vaart maar aan een sloot, dat de ligging van de onroerende zaak te hoog is gewaardeerd en dat de inhoud onjuist is vastgesteld. Daarnaast voert belanghebbende aan dat de heffingsambtenaar in hoger beroep gehandeld heeft in strijd met het rechtszekerheids- en het zorgvuldigheidsbeginsel, waartoe hij refereert aan het verbod op reformatio in peius, alsmede met het gelijkheidsbeginsel. Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot een waarde van € 335.000.
De heffingsambtenaar beantwoordt voormelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Partijen hebben voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken en door hen is verklaard ter zitting.