Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-03-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1747, 13/00908 en 13/00909

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-03-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1747, 13/00908 en 13/00909

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
4 maart 2014
Datum publicatie
14 maart 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:1747
Zaaknummer
13/00908 en 13/00909

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Ambtshalve aan bloemist opgelegde aanslag. Hof sluit zich aan bij rechtbank dat aanslag niet te hoog is vastgesteld.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 13/00908 en 13/00909

uitspraakdatum: 4 maart 2014

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 juli 2013, nummers AWB 13/4 en AWB 13/5, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.612. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 165. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 226.

1.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 20.000. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 19.

1.3

Op het door belanghebbende tegen die beide aanslagen ingediende bezwaar heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.

1.4

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Oost-Nederland (thans: de rechtbank Gelderland; hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 11 juli 2013 ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] en [B] namens de Inspecteur.

1.8

Belanghebbende, hoewel daarvoor uitgenodigd bij per aangetekende post verzonden brief van 23 december 2013 gericht aan het laatste van belanghebbende bekende adres [a-straat] 38, [Z], is zonder bericht niet ter zitting verschenen. Uit een door de griffier ingesteld onderzoek blijkt dat deze uitnodiging op 31 december 2013 op een afhaallocatie van PostNL te [Z] is afgehaald door belanghebbende.

1.9

De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.

1.10

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is bloemist en drijft zijn onderneming in de vorm van een eenmanszaak.

2.2

Belanghebbende heeft een uitnodiging ontvangen voor het doen van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2010. Door belanghebbende is geen gehoor gegeven aan deze uitnodiging. Aan belanghebbende is op 18 oktober 2011 een herinnering gezonden voor het doen van deze aangifte. Vervolgens is belanghebbende bij brief van 28 november 2011 aangemaand tot het doen van deze aangifte.

2.3

Omdat van belanghebbende geen aangifte is ontvangen, heeft de Inspecteur met dagtekening 27 juni 2012 een ambtshalve aanslag opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.612, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 226. Tevens is de aanslag ZVW opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 20.000.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt. Ter zitting van de Rechtbank heeft belanghebbende laten weten dat hij de verzuimboete niet betwist. In hoger beroep is hij daarvan niet teruggekomen.

3.2

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij het jaar 2010 met verlies heeft afgesloten. Uit de door hem voor de omzetbelasting aangegeven omzet van € 23.166 had de Inspecteur moeten begrijpen dat hij geen winst van € 20.000 had kunnen genereren. Het was voor belanghebbende niet mogelijk een goede aangifte te doen, omdat hij de zorg voor zijn ouders had en de bedrijfsvoering alleen moest doen. Daardoor was zijn administratie een chaos geworden. De Rechtbank had hem nog een laatste termijn kunnen gunnen om zijn administratie op orde te brengen, maar heeft dat niet gedaan.

3.3

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de aanslagen tot te hoge bedragen zijn vastgesteld.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. De Inspecteur heeft daaraan ter zitting geen nieuwe argumenten toegevoegd.

3.5

Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar en de aanslagen.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing