Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-03-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1749, 13/00208

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-03-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1749, 13/00208

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
4 maart 2014
Datum publicatie
14 maart 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:1749
Zaaknummer
13/00208

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Hof stelt waarde van vrijstaande woning in goede justitie vast.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie: Arnhem

nummer 13/00208

uitspraakdatum: 4 maart 2014

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 21 december 2012, nummer SBR 12/525, 

in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente de Stichtse Vecht (hierna: de heffingsambtenaar).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 174 te [Z] (hierna: de onroerende zaak) per waardepeildatum 1 januari 2010 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2011 vastgesteld op € 1.011.000. Tegelijk met deze beschikking is belanghebbende ter zake van de eigendom van de onroerende zaak een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) opgelegd.

1.2

De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en – naar het Hof begrijpt – de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Utrecht (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 21 december 2012 gegrond verklaard, de waarde van de onroerende zaak verminderd tot € 707.700 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, alle stukken die partijen nadien in hoger beroep hebben ingediend, alsmede het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] en [B], taxateur, namens de heffingsambtenaar. De gemachtigde van belanghebbende heeft het Hof bij brief van 7 november 2013 schriftelijk bericht dat belanghebbende noch hijzelf ter zitting zal verschijnen.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is in het jaar 2011 tezamen met zijn broers [C], [D] en [E], eigenaar van de onroerende zaak, bestaande uit een perceel grond, kadastraal nummer A [0000], met een oppervlakte van 2.360 m2, met daarop een in 1996 gebouwde vrijstaande woning met een inhoud van 545 m3, een aanbouw van 145 m3 en een aangebouwde garage van 125 m3. Bij de onderhavige WOZ-beschikking is de onroerende zaak gewaardeerd op € 1.011.000.

2.2

De eigenaren van de onroerende zaak zijn in 2011 tevens de eigenaren van het (gedeeltelijk) aan de onroerende zaak grenzende perceel met kadastraal nummer A [0001], welk perceel bestaat uit, in het gebied “[F]” gelegen, water. [F] is een voormalige stortplaats, als gevolg waarvan de in [F] gelegen percelen zijn vervuild.

2.3

Belanghebbende is gebruiker van de onroerende zaak en van het in 2.2 genoemde perceel water.

2.4

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar van een onjuiste objectafbakening in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ is uitgegaan, door bij de waardering in het kader van de Wet WOZ, het perceel water (A [0001]) niet bij de onroerende zaak te betrekken. De Rechtbank heeft de waarde van de onroerende zaak in goede justitie vastgesteld op € 707.700. Daarbij is de Rechtbank ervan uitgegaan dat aan het perceel A [0001] een waarde van nihil moet worden toegekend en dat de verontreiniging van dat perceel een waardedrukkend effect van 30% op de vastgestelde waarde van de onroerende zaak meebrengt.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de door de Rechtbank vastgestelde waarde te hoog is.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan is namens de heffingsambtenaar ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vermindering van de waarde tot nihil.

3.4

De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing