Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-03-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2266, 13/00102

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-03-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2266, 13/00102

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 maart 2014
Datum publicatie
28 maart 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:2266
Formele relaties
Zaaknummer
13/00102

Inhoudsindicatie

Reclamebelasting gemeente Harderwijk. Verbindendheid verordening en Tarieventabel. Schending gelijkheidsbeginsel. Geen heffing voor openbare aankondigingen die zich op enige plaats vóór of in het inwendige gedeelte van een onroerende zaak bevinden of die zijn aangebracht aan de gevel daarvan.

Uitspraak

Afdeling belastingrechtLocatie Arnhem

nummer: 13/00102

uitspraakdatum: 18 maart 2014

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Harderwijk (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 12 december 2012, nummer 12/354 RECLBL, in het geding tussen de heffingsambtenaar en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de reclamebelasting van de gemeente Harderwijk opgelegd van € 657.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot € 610.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Zutphen (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 12 december 2012 gegrond verklaard en de uitspraak van de heffingsambtenaar alsmede de aanslag vernietigd.

1.4

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] en mr. [B] namens de heffingsambtenaar alsmede belanghebbende en zijn gemachtigde mr. [C].

1.7

Met toestemming van partijen zijn de zaken met de rolnummers 13/00102 tot en met 13/00154, 13/00160 en 14/00044 gelijktijdig ter zitting behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht. Hetgeen ter zitting is opgemerkt wordt geacht op al deze zaken betrekking te hebben tenzij uit het zinsverband anders blijkt.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende drijft een onderneming in Harderwijk. In die gemeente wordt sedert een groot aantal jaren een reclamebelasting geheven.

2.2

Na een aantal jaren overleg en onderzoek naar de versterking van de leefbaarheid en het winkelklimaat in de centrumgebieden van Harderwijk, is op 8 juli 2011 tussen de gemeente Harderwijk en [D] (hierna: de Stichting) de Overeenkomst [E] gesloten op grond waarvan – kort gezegd – de Stichting uitvoering zal geven aan een meerjarenbeleidsplan ter versterking van de economische structuur, de fysieke omgeving en de leefbaarheid van de binnenstad van Harderwijk.

2.3

Ter realisering van het in 2.2 bedoelde is een ondernemersfonds opgericht. Het fonds wordt gevoed door subsidiëring door de gemeente. De gelden daarvoor zullen worden verkregen door middel van het heffen van een reclamebelasting. Voor de heffing van de reclamebelasting is de binnenstad van de gemeente Harderwijk verdeeld in een drietal centrumgebieden A, B en C welke gebieden, in afnemend belang, baat zullen hebben bij de uitvoering van het zogenoemde centrummanagement. De niet in de genoemde gebieden gelegen overige straten in Harderwijk worden ingedeeld in gebied D. De bestaande verordening reclamebelasting is daartoe aangepast.

2.4

De onderneming van belanghebbende is gelegen in gebied B als bedoeld in de hierna nog te noemen tarieventabel.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de aanslag reclamebelasting 2011 terecht aan belanghebbende is opgelegd.

3.2

De heffingsambtenaar verdedigt in hoger beroep dat de aanslag terecht en in overeenstemming met de Verordening op de heffing en invordering van Reclamebelasting 2011 (hierna: de Verordening) van de gemeente Harderwijk en de daarbij behorende Tarieventabel (hierna: de Tarieventabel) is vastgesteld. Naar zijn mening heeft de Rechtbank ten onrechte geoordeeld dat van de Verordening en de Tarieventabel geen verbindende kracht kan uitgaan.

3.3

Belanghebbende herhaalt in hoger beroep dat het belastbare feit zich te zijnen aanzien niet heeft voorgedaan en stelt voorts dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat van de Verordening en de Tarieventabel geen verbindende kracht kan uitgaan. De Rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vrijstellingen, opgenomen in artikel 10, aanhef en onderdelen f, g en j leiden tot een niet gerechtvaardigde en ongelijke behandeling van gelijke gevallen en mitsdien leiden tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen aan de gemeenteraad van de bevoegdheid tot het heffen van reclamebelasting niet bedoeld kan hebben.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrond verklaring van het beroep.

3.6

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing