Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:231, 12/00318

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:231, 12/00318

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 januari 2014
Datum publicatie
7 februari 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:231
Formele relaties
Zaaknummer
12/00318

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Formele verweren. Onverklaarbare grote contante bedragen. Bewijsvermoeden van belaste inkomsten. Immateriële schadevergoeding

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 12/00318

uitspraakdatum: 14 januari 2014

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 26 april 2012, nummer AWB 09/3698, in het geding tussen belanghebbende,

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

en

de Staat der Nederlanden (Minister van Veiligheid en Justitie)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 762.481. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 49.861. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 190.858.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd en de boete verminderd tot € 125.000.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank [M] (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 26 april 2012 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 742.481, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de boete verminderd tot € 25.500.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2012 te [M]. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A], als de toenmalige gemachtigde van belanghebbende, alsmede drs. [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door [C]. Partijen hebben ieder een pleitnota overgelegd. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat om belanghebbende in de gelegenheid te stellen te reageren op het bewijsvermoeden dat in een brief van het Hof aan belanghebbende zal worden voorgehouden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. De brief is op 18 januari 2013 tezamen met het proces-verbaal aan partijen toegezonden.

1.7

Belanghebbende heeft in de brief van 28 februari 2013 gereageerd op het hem voorgehouden bewijsvermoeden. Het Hof heeft de reactie van belanghebbende doorgestuurd naar de Inspecteur die in zijn brief van 26 maart 2013 heeft gereageerd.

1.8

Het onderzoek ter zitting is hervat op 13 juni 2013 te [M]. Daarbij zijn verschenen en gehoord [D] namens de Inspecteur, bijgestaan door [C]. De toenmalige gemachtigde van belanghebbende is bij aangetekende brief van 1 mei 2013 uitgenodigd voor de zitting. Een medewerker van het kantoor van de toenmalige gemachtigde heeft telefonisch verklaard dat de uitnodiging is ontvangen en doorgestuurd aan belanghebbende onder vermelding van de datum van de zitting. In zijn brief van 6 juni 2013 heeft de toenmalige gemachtigde aangegeven, dat hij recent contact heeft gehad met belanghebbende, dat hij niet langer optreedt voor belanghebbende en dat hij verzoekt om uitstel van de zitting, teneinde belanghebbende in de gelegenheid te stellen zo nodig een nieuwe gemachtigde te zoeken. In de brief van 6 juni 2013 aan belanghebbende heeft het Hof het verzoek om uitstel van de zitting afgewezen. Het Hof heeft in de brief van 6 juni 2013 aan de gemachtigde de beëindiging van de vertegenwoordiging bevestigd en bij deze brief een afschrift van de brief aan belanghebbende van 6 juni 2013 gevoegd. Belanghebbende is, ofschoon hij voor de zitting correct is uitgenodigd, niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.9

Het Hof heeft aanleiding gezien het vooronderzoek te heropenen.

1.10

De gewezen gemachtigde van belanghebbende heeft op een schriftelijke vraag van het Hof met een beroep op de geheimhoudingsplicht geweigerd het huidige adres van belanghebbende te verstrekken.

1.11

De Inspecteur heeft in zijn brief van 17 juni 2013 nadere stukken aan het Hof doen toekomen.

1.12

Het proces-verbaal van de zitting van 13 juni 2013, alsmede de onder 1.10 en 1.11 genoemde stukken zijn tezamen met de uitnodiging voor het onderzoek ter zitting op 12 september 2013 aan partijen toegezonden.

1.13

Het Hof heeft de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) met toepassing van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding betrokken, teneinde zich uit te laten over de overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase.

1.14

Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2013 te [M]. Daarbij is verschenen en gehoord [D] namens de Inspecteur. Belanghebbende is per aangetekende brief voor deze zitting uitgenodigd op zijn bij het Hof laatst bekende adres [a-straat] 6 te [Z]. Op dit adres is de uitnodiging geweigerd. Vervolgens is de uitnodiging verstuurd naar het door de Inspecteur opgegeven adres van belanghebbende [b-strasse] 15 te [L] (Duitsland). Nadat daarop geen reactie was ontvangen, is per aangetekend schrijven een volgende uitnodigingsbrief aan dit adres gestuurd. Deze uitnodiging heeft het Hof onbestelbaar retour ontvangen. De griffier van het Hof heeft belanghebbende vervolgens tevergeefs telefonisch benaderd op het door hem in de aangifte IB/PVV genoemde telefoonnummer. Belanghebbende is, ofschoon hij op rechtsgeldig wijze voor de zitting is uitgenodigd, niet verschenen.

1.15

De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

1.16

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat, evenals de pleitnota, aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft als ondernemer een broodjeszaak onder de naam [E] en een automatiek geëxploiteerd in de vorm van een eenmanszaak. De automatiek is in juli 2004 beëindigd. [F] (hierna: [F]) heeft de administratie gevoerd en de jaarrekening opgesteld.

2.2

Belanghebbende drijft sinds 1 november 2003 een onderneming onder de naam [G] bv (i.o.). Op 29 november 2004 is [G] bv opgericht. Sedert die datum is belanghebbende directeur/grootaandeelhouder van [G] bv. Deze onderneming heeft zich beziggehouden met de productie en (groot)handel in vlees.

2.3

Vanaf 2003 heeft belanghebbende meerdere onroerende zaken aangekocht. Belanghebbende heeft deze onroerende zaken na een verbouwing laten splitsen in appartementen en daarna deels weer verkocht.

2.4

Op 28 februari 2005 hebben [C] en [H] (hierna: de controleambtenaren) namens de Inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangifte IB/PVV 2004. Bij dit onderzoek hebben zij geconstateerd dat belanghebbende in 2004 vanuit zijn privévermogen meerdere omvangrijke stortingen in [G] bv, [E] en de automatiek heeft gedaan. Daarnaast heeft belanghebbende omvangrijke bedragen in contanten betaald aan [I] GmbH.

2.5

De controleambtenaren hebben onderzocht welke bedragen belanghebbende in contant geld in zijn privé-vermogen heeft ontvangen en welke uitgaven hij daaruit in contant geld heeft gedaan. Het overzicht luidt als volgt (bedragen vermeld in euro’s):

Datum Omschrijving In privé In privé Saldo

ontvangen uitgegeven in contanten

contanten contanten

1-jan-04 Beginsaldo 0

15-jan-04 ABN/AMRO 109.000 109.000

16-jan-04 [G] Kas 50.000 59.000

31-jan-04 Kas [E] 3.000 62.000

29-feb-04 Kas [E] 2.500 64.500

8-mrt-04 [G] Kas 50.000 14.500

26-mrt-04 ABN/AMRO 3.000 11.500

31-mrt-04 Kas [E] 3.000 14.500

23-apr-04 ABN/AMRO 10.000 24.500

26-apr-04 Kas Automatiek 10.000 14.500

19-mei-04 ABN/AMRO 115.000 129.500

30-mei-04 [G] Kas 50.000 79.500

7-jun-04 ABN/AMRO 6.500 86.000

5-jul-04 Kas [E] 3.000 83.000

22-jul-04 ABN/AMRO 500 83.500

7-aug-04 [G] Kas 25.000 58.500

12-aug-04 Kas Automatiek 1.000 57.500

29-sep-04 [G] Kas 200.000 -142.500

30-sep-04 Kas [E] 10.000 -152.500

29-okt-04 Bank [E] 1.500 -154.000

1-nov-04 Bank [E] 2.000 -156.000

30-nov-04 Kas [E] 1.500 -154.500

30-nov-04 OG bank [00.00.00.000] 12.150 -166.650

6-dec-04 Verbouwing KM 20 9.580 -176.230

7-dec-04 [I] GmbH 241.000 -417.230

12-dec-04 Verbouwing KM 3 24.600 -441.830

15-dec-04 [I] GmbH 62.000 -503.830

15-dec-04 [I] GmbH 90.000 -593.830

21-dec-04 [G] Kas 125.000 -718.830

27-dec-04 Automatiek ABN 1.000 -719.830

31-dec-04 [c-straat] 9.501 -729.331

31-dec-04 Netto privé-uitgaven (schatting) 20.000 -749.331

Totalen 251.000 1.000.331 -749.331

2.6

Van het boekenonderzoek hebben de controleambtenaren met dagtekening 23 oktober 2007 een rapport opgemaakt. Daarin is onder andere het volgende vermeld:

4.1.2 Exploitatie onroerend goed

(…) Bij het onderzoek op 5 juli 2005 heeft belastingplichtige mij facturen overhandigd van [I] Gmbh te [L]. Dit betrof facturen voor (ver)bouwwerkzaamheden aan de onroerende goederen van belastingplichtige in 2003 en 2004. Deze facturen ten bedrage van € 393.000 zijn in december 2004 contant betaald aan [I] Uit onderzoek in Duitsland is gebleken dat [I] niet meer te traceren is, en de betreffende omzet ook nooit heeft verantwoord.

Vreemd is ook dat [I] pas eind 2004 is betaald, terwijl enkele van de panden waaraan de verbouwingen zijn uitgevoerd al eind 2003 zijn verkocht.

Naast de facturen van [I] heeft belastingplichtige voor ruim € 70.000 aan materiaalbonnen ten behoeve van de verbouwingswerkzaamheden overhandigd. Het merendeel van deze bonnen is in 2003 contant betaald.

AANKOPEN en KOSTEN

VERKOPEN

Datum

Adres

Bedrag

Datum

Adres

Bedrag

21-1-2003

[c-straat] 63A [M]

170.080

11-2-2005

63A1

104.919

Verbouwing- en andere kosten

74.460

7-12-2004

63A2

100.676

Totaal kosten

244.540

205.595

6-2-2003

[d-straat] 58/[e-straat] 48

[M]

151.970

14-11-2003

[e-straat] 41

173.994

Afkoop huurder

13.000

30-7-2004

[d-straat] 58

130.371

Verbouwing- en andere kosten

113.311

Totaal kosten

278.281

304.365

16-1-2003

[f-straat] 2B [M]

182.613

29-12-2003

2B

163.000

Verbouwing- en andere kosten

316.596

16-12-2003

2C

133.500

21-4-2004

2D

137.500

14-5-2004

2E

130.000

Notaris

-17.025

Totaal Kosten

499.209

Netto opbrengst

546.975

16-2-2005

[g-straat] 81,82, 85

[M]

280.371

15-9-2004

[h-straat] 29

[M]

144.791

4-11-2005

170.000

10-12-2004

[i-straat] 92

[M]

184.406

Na aftrek van de kosten is op de transacties [d-straat]/[e-straat] en [f-straat] een positief resultaat behaald van € 26.084 respektievelijk € 47.766. Op de [c-straat] is een verlies geleden van € 38.945.”

2.7

Belanghebbende heeft in zijn brief van 17 april 2005 aan de controleambtenaren als volgt geantwoord op de vraag welke leningen hij in de jaren 2002 tot en met 2 maart 2005 heeft ontvangen:

“De gegevens van geld dat ter leen ontvangen van is derden voor [G] zijn reeds bij u bekend.”

2.8

Bij zijn bezwaarschrift heeft belanghebbende drie schuldbekentenissen overgelegd als verklaring voor het feit dat hij over grote sommen contant geld heeft beschikt in 2004. De schuldbekentenissen zijn opgesteld door [F], die tevens hoofd administratie van [G] bv is. In de schuldbekentenissen staat vermeld dat [G] bv van [J] (hierna: [J]) bedragen heeft ontvangen. Eén van de schuldbekentenissen luidt als volgt:

Schuldbekentenis

De ondergetekenden:

[G] B.V. gevestigd aan de [j-straat] 299A, [N] ten deze bevoegd vertegenwoordigd door de heer, [X], geboren op 28 oktober 1973 te [O], Bondsrepubliek Duitsland, wonende te [M] aan het adres [k-straat] 20.

Nader te noemen kredietnemer, verklaart bij deze terzake van per heden geleende gelden, zijnde heden € 200.000,00 (tweehonderduizend euro) te hebben ontvangen

verschuldigd te zijn aan:

de heer [J] wonende aan de [l-straat], [P] te Turkije.

Nader te noemen kredietgever.

Ondergetekenden verklaren als volgt overeen te zijn gekomen:

- het rentepercentage van de lening bedraagt 6% per jaar, te betalen over de som die per januari van elk jaar, berekend door middel van de samengestelde interest, openstaat;

- kredietnemer is ten allen tijde vrij interest af te lossen;

- interest wordt berekend tot en met de termijn waarop de lening geheel afgelost wordt;

- kredietnemer is bereid zich in bedrijfsmatige roerende en onroerende goederen als pand en borgstelling af te geven aan kredietgever;

- zolang kredietnemer niet volledig heeft betaald, mag zij afgegeven borgstelling niet verkopen of vervreemden;

- kredietnemer verklaart dat in onderpand afgegeven goederen te tijde van deze transactie haar uitsluitend en obezwaard eigendom zijn;

- terugbetaling zal plaatsvinden zodra kredietnemer in haar liquiditeit vermogend genoeg is en in staat zal zijn om haar schuld in te lossen, de termijn van terugbetaling zal reeds dan nader worden overeengekomen;

- kredietgever heeft ten allen tijde inzage in de financiële positie van kredietnemer.

Deze overeenkomst is ten allen tijde opeisbaar indien:

- kredietnemer niet aan zijn verplichtingen jegens geldlener voldoet;

- kredietnemer overlijdt, in staat van faillissement geraakt, surseance van betaling aanvraagt, danwel in geval van beslaglegging op haar roerende c.q. onroerende goederen;

- in geval kredietnemer de feitelijke exploitatie van de betreffende onderneming staakt, aan een derde overdraagt of overlaat.

(…)

Zo is overeengekomen en getekend in tweevoud te [M], op vijf januari 2004

[handtekening] [handtekening]

Kredietnemer ([X]) Kredietgever ([J])”

2.9

De andere schuldbekentenissen zijn nagenoeg gelijkluidend en verschillen enkel in datum, 27 september 2004 respectievelijk 21 december 2004, en geleend bedrag, € 200.000 respectievelijk € 250.000.

2.10

In het hoorgesprek op 15 oktober 2008 heeft [F], die namens belanghebbende het woord heeft mogen voeren, op de vraag of de schuldbekentenissen daadwerkelijk door beide partijen zijn ondertekend op de genoemde data van 5 januari, 27 september en 21 december 2004, geantwoord:

“Dit is niet het geval. Na de datum genoemd op de schuldbekentenissen, omdat deze vermoedelijk per post naar Turkije zijn gezonden en weer terugontvangen. Een precieze datum is niet bekend. Doorvragend zegt zij dat zal moeten worden gedacht aan ondertekening door [J] binnen enkele weken na de dagtekening van de schuldbekentenis.”

2.11

Op de vraag in welke relatie belanghebbende staat tot [J] heeft [F] geantwoord:

“[J] is geen familie maar ‘een soort van familie’ van de heer [X]. Er bestaan nauwe, intensieve banden tussen hen beiden. [J] is een grote zakenman in Turkije. De lening van in totaal € 650.000 aan [G] is de enige zakelijke relatie die tussen [X] en [J] bestaat.”

2.12

Op de vraag of er ook een in de Turkse taal gestelde versie van de schuldbekentenissen bestaat heeft [F] geantwoord:

“Neen. Omdat men elkaar vertrouwt, is dit ondanks het feit dat [J] de Nederlandse taal niet machtig is, niet nodig.”

2.13

Bij het hoorgesprek heeft [F] een kopie van een deel van een mailbericht overgelegd waarin de data en plaatsnamen zijn opgegeven waar belanghebbende [J] zou hebben ontmoet. Hierin staat het volgende vermeld:

“[J] was op volgende datas in Duitsland

(…)

09.10.2003 [Q] daar heb ik het Geld van 05.01.2004 gekregen 200.000,- Leenovereenkomst is laater afgesloten

(…)

22.04.04

[R] daar heb ik het Geld van 27.04.2004 gekregen 200.000,- Leenovereenkomst is paar dagen laater afgesloten

(…)

14.10.04

[S] daat heb ik het Geld van 21.12.2004 gekregen 250.000,- € Leenovereenkomst is paar dagen laater afgesloten.”

2.14

Tijdens het tweede hoorgesprek op 23 februari 2009 waarbij belanghebbende, zijn toenmalige gemachtigde en [F] aanwezig waren is het volgende over de leninggegevens die aan de controleambtenaren gegeven zouden zijn, opgemerkt:

“Met betrekking tot punt 9 verklaren de heer [X] en mevrouw [F] dat de heer [K] bij het onderzoek van de heren [C] en [H] op 28 februari 2005 in [N] de schuldbekentenissen zou hebben laten zien aan de de medewerkers van de belastingdienst.

De heer [C] ontkent ten stelligste dat de heer [K] de schuldbekentenissen heeft laten, en dat deze zelfs in het geheel niet ter sprake zijn geweest. Hij is bereid hierover een ambtsedige verklaring af te leggen.

Vervolgens verklaren de heer [X] en mevrouw [F] af te gaan op de verklaring van [K] terzake. Mevr. [F] was aanwezig bij het onderzoek in [N], maar heeft zelf ook niet gezien dat [K] de schuldbekentenissen heeft laten zien.”

2.15

De controleambtenaren hebben hierover op 17 februari 2010 een schriftelijke verklaring opgemaakt, waarin onder andere is vermeld:

“Bij het onderzoek waren namens belastingplichtige aanwezig de heer [K], bedrijfsleider en boekhouder, en mevrouw [F], die de administratie verzorgde van de eenmanszaak [E]. Tijdens dit onderzoek hebben we de beschikking gehad over de uitdraaien van de administratie over 2004 gevoerd in Davilex (Davi 2000) en de kasadministratie gevoerd in Excel.

In de administratie waren geen bedragen opgenomen die verschuldigd zouden zijn wegens ter leen ontvangen bedragen. De heer [K], noch mevrouw [F], heeft ons schuldbekentenissen getoond betreffende van [J] ter leen otnvangen bedragen. Tijdens het onderzoek is er in het geheel niet gesproken over geleend geld van [J], noch van een ander.”

2.16

De som van de volgens de schuldbekentenissen geleende bedragen beloopt € 650.000. Tijdens het tweede hoorgesprek is het volgende gevraagd en door belanghebbende geantwoord:

“a. Hoe zit het met het verschil in het bedrag van de leningen tot een totaal van € 760.000 optellend en het totaal aan gestelde ontvangsten in contanten van in totaal € 650.000. Is dit verschil ook in contanten ontvangen ? Zoja, waar, wanneer en hoe?

(…)

a. De heer [X] weet op dit moment niet meer hoe hij de lening van € 110.000 in 2003 heeft ontvangen. Dit wordt nog uitgezocht.”

2.17

In de brief van 8 mei 2009 is de toenmalige gemachtigde van belanghebbende hierop teruggekomen. Belanghebbende heeft verklaard dat hij in 2003 ook een lening van € 110.000 heeft ontvangen van [J]. Belanghebbende kan niet meer aangeven op welk moment hij het bedrag in 2003 heeft ontvangen.

2.18

Met dagtekening 8 december 2008 zijn op ambtseed de processen-verbaal van de Belastingdienst/Douane/Falsificaten, Landelijk Team Falsificaten (hierna: Landelijk Team Falsificaten) opgemaakt met daarin de bevindingen van het onderzoek naar de door belanghebbende overgelegde schuldbekentenissen. In deze processen-verbaal is voor zover van belang het volgende opgetekend:

“(…) BEVINDINGEN

(…)

- De handtekeningen van zowel de kredietnemer als de kredietgever op de schuldbekentenissen, gezien de doordrukken, zijn waarschijnlijk gelijktijdig geplaatst.

- De doordrukken van beide handtekeningen van de schuldbekentenis van 21 december 2004 zijn te vinden op de schuldbekentenis van 27 september 2004. Waarschijnlijk is de schuldbekentenis van 21 december 2004 eerder ondertekend dan de schuldbekentenis van 27 september 2004.

(…)”

en

“(…)

- De doordrukken van beide handtekeningen van de schuldbekentenis van 05 januari 2004 zijn te vinden op de schuldbekentenis van 21 december 2004.”

2.19

Tijdens het tweede hoorgesprek heeft de Inspecteur belanghebbende geconfronteerd met de resultaten van het onderzoek door het Landelijk Team Falsificaten. Daarbij is het volgende gevraagd en door belanghebbende geantwoord:

“9. Uit het onderzoek van de schuldbekentenissen door het falsificatieteam van de Douane blijkt oa dat handtekeningen gelijktijdig zijn geplaatst, en dat een nieuwere schuldbekentenis eerder is getekend, dan een schuldbekentenis van oudere datum. Wat kunt u hierover zeggen?

De heer [X] weet het niet meer precies, want het is allemaal lang geleden. Hij denkt dat de schuldbekentenissen kwijt zijn geweest, en daarom opnieuw zijn opgemaakt en ondertekend.”

2.20

Op de zitting van de Rechtbank heeft belanghebbende over de schuldbekentenissen verklaard:

“ • dat de oorspronkelijke leningsovereenkomsten zijn kwijtgeraakt;

• dat daarom is besloten om nieuwe leningsovereenkomsten op te stellen;”

2.21

[J] heeft op 9 november 2010 bij een notaris in Turkije een verklaring afgelegd. De vertaling van deze verklaring luidt:

“Ik ben een boezemvriend van [X], geboren op 28.10.1973 te [T] Duitsland en woont aan de [k-straat] 21, [M] - Nederland. Wij zijn tamelijk vaak bij elkaar als hij in Turkije komt. Daarnaast, wij ontmoeten en spreken vaak met elkaar als ik in Duitsland of in Nederland ben. In het kader van dit vriendschap, ik aanvaar en verklaar bij deze dat ik aan [X] op 09.10.2003 in [Q] - Duitsland 200.000 Euro, op 22.04.2004 in [R]-Duitsland 200.000 Euro en op 14.10.2004 in [S]-Duitsland 250.000 Euro in contant heb gegeven en verzoek ik dat mijn verklaring door de Notaris bevestigd wordt.

VERKLARING AFGELEGD DOOR: [J] (…)

[J] (ik heb gelezen en aanvaard)

(handtekening)”

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is:

– of de Inspecteur de aanslag IB/PVV, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente terecht heeft opgelegd;

– of de Inspecteur de aanslag IB/PVV, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente op een te hoog bedrag heeft vastgesteld;

– of de Inspecteur het verdedigingsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het verbod op gedwongen zelfincriminatie heeft geschonden en

– of bij het bepalen van het recht op een vergoeding voor immateriële schade, ervan uit moet worden gegaan dat de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep niet aan belanghebbende is te wijten.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en de Inspecteur beantwoordt deze ontkennend.

3.3

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in de processen-verbaal van de zittingen.

3.4

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en, naar het Hof begrijpt, vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend naar het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning, vernietiging van de boete, dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente en toekenning van een immateriële schadevergoeding.

3.5

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en, zo begrijpt het Hof, toekenning van een immateriële schadevergoeding aan belanghebbende waarbij rekening wordt gehouden met de proceshouding van belanghebbende.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing