Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:236, 13/00485

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:236, 13/00485

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 januari 2014
Datum publicatie
24 januari 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:236
Zaaknummer
13/00485
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 7:2

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Horen in bezwaar. Hoorzitting in woning van belanghebbende tegelijk met inpandige opname. Schending hoorplicht?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/00485

uitspraakdatum: 14 januari 2014

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 26 februari 2013, nummer Awb Zwo 12/2730, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Deventer (hierna: de heffingsambtenaar),

betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 95 te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2012, naar de waardepeildatum 1 januari 2011, vastgesteld op € 1.057.000.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 november 2012 de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar in beroep gekomen bij de rechtbank Oost-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 26 februari 2013 ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2013 te Arnhem. De zaken met de nummers 13/00484, 13/00485, 13/00486 en 13/00487 zijn gezamenlijk behandeld. Ter zitting zijn de hoger beroepen in de zaken met de nummers 13/00484, 13/00486 en 13/00487 ingetrokken bij gebrek aan belang bij een rechterlijke beslissing, nu de desbetreffende belanghebbenden kunnen instemmen met de vastgestelde waarde. Belanghebbende is ter zitting vertegenwoordigd door mr. [A], werkzaam bij [B] te [L]. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [C] en mr. [D].

1.6.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Het bezwaarschrift tegen de WOZ-beschikking is namens belanghebbende ingediend door mr. [A] (hierna: de gemachtigde). In het bezwaarschrift is het volgende geschreven:

“Wij zijn de mening toegedaan dat de WOZ-waarde van onderhavig object te hoog is vastgesteld.

Ons inziens bent u bij de waardering van onderhavig object voorbij gegaan aan diverse waardedrukkende c.q. waardebepalende factoren. Zo zijn wij van mening dat u onvoldoende rekening heeft gehouden met de ligging van onderhavig object ten opzichte van de door u gehanteerde referentieobjecten. Dat de (specifieke) ligging van een object een waardedrukkende factor is, moge duidelijk zijn uit de reeds in grote getale bestaande jurisprudentie inzake dit punt. (…)

Daarnaast vragen wij ons af in hoeverre u rekening heeft gehouden met de staat van onderhoud van onderhavig object, zowel aan de buiten- als binnenzijde, ten opzichte van staat van onderhoud waarin de referentieobjecten ten tijde van de verkoop verkeerden. Dat de staat van onderhoud een niet onaanzienlijke rol speelt bij de waardebepaling van een onroerende zaak lijkt ons evident; (…).

Voorts heeft u ons inziens onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe u tot de voor onderhavig object bepaalde WOZ-waarde bent gekomen. Wij zijn namelijk van mening dat de onderlinge verschillen in objectkenmerken tussen de door u gehanteerde referentieobjecten en onderhavig object onvoldoende tot uiting komen in de door u voor onderhavig object voor het belastingjaar 2012 vastgestelde WOZ-waarde.

Samenvattend en concluderend zijn wij dan ook van mening dat u bij de vaststelling van de WOZ-waarde voor onderhavig object diverse factoren onvoldoende of zelfs niet in ogenschouw heeft genomen, hetgeen tot gevolg heeft dat u, ons inziens, de waarde te hoog hebt vastgesteld. Indien u een andere mening bent toebedeeld, verzoeken wij u vriendelijk doch dringend uw standpunt welgemotiveerd uiteen te zetten.

Conclusie

Op grond van het vorengaande verzoeken wij u de waarde per waardepeildatum 1 januari 2011 van het onderhavige object te verminderen.

(…)

Indien u niet of slechts gedeeltelijk aan dit bezwaarschrift tegemoet komt, verzoeken wij u ons te horen.”

2.2.

Bij brief van 27 april 2012 heeft de heffingsambtenaar een conceptuitspraak op bezwaar toegezonden aan de gemachtigde. In deze brief is over het horen het volgende opgemerkt:

“Als u van mening bent dat er in de bijgevoegde conceptuitspraak onvoldoende op uw grieven wordt ingegaan dan stel ik u hierbij in de gelegenheid om gehoord te worden . (…) Wilt u gehoord worden dan verzoek ik u dit binnen één week na dagtekening van deze brief, schriftelijk, telefonisch of per e-mail, aan te geven. Mocht u reageren dan zal ik na ontvangst van uw reactie contact met u opnemen voor het maken van een afspraak.

Reageert u niet binnen één week, dan ga ik ervan uit dat u niet gehoord wilt worden. U ontvangt dan een definitieve uitspraak op uw bezwaarschrift.”

2.3.

Bij e-mailbericht van 3 mei 2012 heeft de gemachtigde aan de heffingsambtenaar verzocht om te worden gehoord.

2.4.

Bij e-mailbericht van 7 mei 2012 heeft de heffingsambtenaar aan de gemachtigde het volgende meegedeeld:

“Er vanuit gaande dat u nieuwe argumenten in de procedure in wilt brengen, is het op basis van onze werkwijze noodzakelijk dat er een inpandige opname plaatsvindt. Tegelijk met deze inpandige opname kan de hoorzitting ter plekke plaatsvinden.”

2.5.

Bij e-mailbericht van 14 mei 2012 heeft de gemachtigde het volgende aan de heffingsambtenaar geschreven:

“Uw taxateur kan met onze cliënten afspraken maken voor eventuele inpandige opnamen. Zoals bij u bekend, zijn wij gemachtigd en wij willen dan ook graag naar de hoorzittingen op uw gemeentehuis komen.”

2.6.

Bij e-mailbericht van 14 mei 2012 heeft de heffingsambtenaar als volgt gereageerd:

“Onze werkwijze is, zoals bij u bekend, dat de hoorzittingen gelijktijdig plaatsvinden met de inpandige opname. Indien u bij deze hoorzittingen/inpandige opnames aanwezig wilt zijn verwachten wij van u als gemachtigde dat u een afspraak maakt met uw cliënten en ons daarvan op de hoogte stelt. Indien u afziet van horen kunt u dat via de mail aan ons doorgeven. Wij horen graag vandaag nog van u.”

2.7.

Bij e-mailbericht van 14 mei 2012 heeft de gemachtigde daarop als volgt gereageerd:

“Als ik uw e-mail goed lees, bedoelt u dat u hoorzittingen wenst te houden bij onze cliënten in de woning. Deze werkwijze achten wij niet correct en hieraan kunnen wij geen medewerking verlenen.

Wij treden op als gemachtigde voor een aantal belanghebbenden uit uw gemeente. Het is te doen gebruikelijk dat een hoorzitting ofwel op het gemeentehuis plaatsvindt, ofwel op ons kantoor. Uw taxateur heeft de mogelijkheid om de onderhavige objecten inpandig op te nemen. De bevindingen die de taxateur doet kunnen bij de uitspraak op bezwaar worden betrokken. In een hoorgesprek kunnen die bevindingen wellicht aan de orde komen.

Wij hebben reeds aangegeven dat wij naar het gemeentehuis wensen te komen op een nader af te spreken datum en tijdstip.”

2.8.

Bij e-mailbericht van 14 mei 2012 heeft de heffingsambtenaar geschreven:

“Uw conclusie dat wij op locatie uitnodigen om te horen op locatie is juist. Vanuit de gemeente Deventer streven wij naar optimalisatie in onze bedrijfsprocessen. Het horen op locatie blijkt al enige tijd zeer effectief voor ons te zijn. Immers we ondervangen hier mee het horen (in aanwezigheid van de taxateur) en daarna nog een onderzoek op locatie. Door partijen in een vroegtijdig stadium op locatie bij elkaar te brengen (mediation) zien we in de praktijk een groter wederzijds begrip en verlaging van de uitvoeringskosten waarmee juist ook onze burger gebaat is.

In verband met de door u aangevoerde aspecten in het bezwaarschrift is een onderzoek ter plekke noodzakelijk. (…) Het team Belastingen heeft de volgende dagen voor deze inpandige opnames/hoorzittingen gepland: 21, 22, 24 en 25 mei 2012.”

2.9.

Bij e-mailbericht van 14 mei 2012 heeft de gemachtigde als volgt gereageerd:

“Het horen op locatie, vanwege het combineren van inpandige opnames en hoorzittingen, anders dan op het gemeentehuis of bij ons op kantoor achten wij niet redelijk en onuitvoerbaar. U heeft van ons reeds eerder toestemming gekregen om contact te zoeken met belanghebbenden om een inpandige opname te doen. De organisatorische afwegingen die u daarbij maakt zijn voor uw rekening. Het is voor onze jurist niet nodig bij de inpandige opnames aanwezig te zijn. Wij wensen in een hoorgesprek onze standpunten nader te onderbouwen.

Op 25 mei 2012 kunnen wij de gehele dag op uw gemeentehuis aanwezig zijn om de hoorzitting te houden. Mocht u 25 mei ook nog nodig hebben voor de inpandige opnames, dan kunnen wij uiteraard ook op een later moment een afspraak inplannen voor de hoorzittingen.”

2.10.

Bij e-mailbericht van 15 mei 2012 heeft de heffingsambtenaar geschreven:

“Wij delen uw mening ten aanzien van de redelijkheid en onuitvoerbaarheid niet. Aangezien u toestemming geeft rechtsreeks contact met belanghebbenden op te nemen om een inpandige opname te doen, zullen wij hiertoe het initiatief nemen. Tegelijk met de inpandige zal de hoorzitting plaatsvinden. U ontvangt hiervoor de uitnodiging.”

2.11.

Bij brief van 30 augustus 2012 heeft de heffingsambtenaar het volgende aan belanghebbende geschreven:

“U heeft bezwaar gemaakt tegen de waarde van [de onroerende zaak]. Daarom wordt de waarde opnieuw beoordeeld. Hiervoor willen de medewerkers van het Team Belastingen (…) het pand van binnen bekijken.

Uw gemachtigde (…) heeft per mail op 14 mei 2012 verzocht om voor de uitspraak op bezwaar te worden gehoord. Tegelijk met de inpandige opname vindt de hoorzitting plaats. U en uw gemachtigde worden daarbij in de gelegenheid gesteld aanvullende grieven naar voren te brengen.

De inpandige opname en hoorzitting vinden plaats op: donderdag 20 september 2012 tussen 10.30 – 11.30 uur.”

Een afschrift van deze brief is gezonden aan de gemachtigde.

2.12.

Op voornoemde datum en tijd heeft een taxateur de woning inpandig opgenomen. Belanghebbende was daarbij aanwezig. De gemachtigde is niet verschenen. Namens de heffingsambtenaar was [C] aanwezig. Tijdens de rondgang door de woning en nadien aan tafel in de woning, heeft [C] aan belanghebbende de gelegenheid geboden mondeling zijn mening te geven en nadere informatie naar voren te brengen. Van het verhandelde is geen afzonderlijk verslag gemaakt.

2.13.

Bij uitspraak op bezwaar van 2 november 2012 heeft de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde gehandhaafd.

2.14.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar de hoorplicht niet heeft geschonden.

3 Geschil

3.1.

Ter zitting heeft belanghebbendes gemachtigde desgevraagd verklaard dat de vastgestelde waarde dient te worden verminderd tot € 900.000. Gelet daarop heeft belanghebbende een belang bij een rechterlijke beslissing.

3.2.

Belanghebbendes gemachtigde heeft ter zitting uitdrukkelijk aangegeven dat in hoger beroep uitsluitend in geschil is of de hoorplicht is geschonden nu de heffingsambtenaar de hoorzitting tegelijkertijd met de inpandige opname van belanghebbendes woning heeft laten plaatsvinden. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de heffingsambtenaar ontkennend.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar en tot terugwijzing van de zaak naar de heffingsambtenaar.

3.4.

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing