Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2680, 13/00872 en 13/00873
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2680, 13/00872 en 13/00873
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 1 april 2014
- Datum publicatie
- 11 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:2680
- Zaaknummer
- 13/00872 en 13/00873
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Samenloop met OZB. Fictieve weigering?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers: 13/00872 en 13/00873
uitspraakdatum: 1 april 2014
Uitspraak van de achtste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 juli 2013, nummers AWB 12/6464 en 13/1322, in de gedingen tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Scherpenzeel (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 361 te [Z], per waardepeildatum 1 januari 2011, voor het kalenderjaar 2012 vastgesteld op € 451.000. In het desbetreffende geschrift is tevens de aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: aanslag OZB) bekend gemaakt.
Bij de in beroep bestreden uitspraak van 20 november 2012 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak op 25 december 2012 bij elektronisch verzonden beroepschrift in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem.
Op 28 februari 2013 heeft belanghebbende bij de rechtbank Oost-Nederland een beroepschrift ingediend wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift tegen de aanslag OZB.
Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank), de opvolger van de rechtbank Arnhem en de rechtbank Oost-Nederland, heeft bij uitspraak van 2 juli 2013 het beroep van 25 december 2012 ongegrond, en het beroep van 28 februari 2013 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaak betrekking hebben.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [A] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [B] (taxateur).
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2.De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak [a-straat] 361 te [Z] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak betreft een vrijstaande woning uit 1991. De inhoud van de woning is ongeveer 500 m³ en de kaveloppervlakte is ongeveer 680 m². Tot de onroerende zaak behoort voorts een vrijstaande garage met een oppervlakte van 22 m² en een tuinhuis/blokhut.
Met betrekking tot de vastgestelde WOZ-waarde van de onroerende zaak en de opgelegde aanslag OZB voor het jaar 2011 heeft, nadat belanghebbende in beroep was gekomen tegen een uitspraak op bezwaar dienaangaande, op 6 oktober 2011 een gesprek plaatsgevonden tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar. In een brief van 12 oktober 2011 van de heffingsambtenaar aan belanghebbende is daarover, onder meer, het volgende opgenomen:
“(…)
Het minimale verschil tussen de woz-waarde en uw verzoek tot verlaging (€ 5.000,-) heeft mij doen besluiten u uit te nodigen voor een gesprek. Het doel van het gesprek was om uit te leggen hoe de gemeente tot de waarde van € 441.000,- is gekomen. (…) Uit het taxatieverslag kunt u opmaken dat de kleinere woning met een kleinere oppervlakte ([b-straat] 21) een hogere woz-waarde heeft dan uw woning. Deze woning is goed vergelijkbaar met uw woning en is beter gelegen dan uw woning.
(…)
Tot slot wil ik aangeven dat mocht u toch akkoord willen gaan met een compromiswaarde van € 438.000,- u daarvoor binnen tien dagen na verzenddatum van deze brief met mij contact kunt opnemen. Ik zal dan zorgdragen voor vermindering van de woz-waarde en teruggaaf van de teveel betaalde onroerende-zaakbelastingen. (…)”.
Met dagtekening 29 februari 2012 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende, met biljetnummer [0000000], voor het belastingjaar 2012 de beschikking op grond van de Wet WOZ, de aanslag OZB, de aanslag rioolheffing en de aanslag afvalstoffenheffing bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft, met gebruikmaking van een bezwaarformulier van de gemeente Scherpenzeel, in één geschrift bezwaar gemaakt. In het formulier heeft hij aangekruist bezwaar te maken tegen de aanslag OZB op de enkele grond dat de WOZ-waarde te hoog is en voor de motivering verwezen naar het elders in het formulier opgenomen bezwaar tegen de beschikking op grond van de Wet WOZ. Daarnaast heeft belanghebbende daarop aangekruist bezwaar te maken tegen de WOZ-waarde omdat die te hoog is vastgesteld en daarbij aangegeven zijn bezwaar nader te willen toelichten.
Na een ontvangstbevestiging op 4 april 2012 heeft de heffingsambtenaar bij brief van 10 april 2012 het volgende aan belanghebbende meegedeeld:
" (…)
Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw pro-forma bezwaarschrift tegen de aanslag gemeentelijke belastingen 2012 met het nummer [0000000] met dagtekening 29 februari 2012.
Het pro-forma bezwaarschrift is door mij ontvangen op 4 april 2012.
Ik verzoek u uw bezwaarschrift nader te motiveren voor of op 18 april 2012. (…)"
Bij brief van 18 april 2012 heeft belanghebbende zijn bezwaar van gronden voorzien. De gronden zien uitsluitend op de vastgestelde waarde van de onroerende zaak.
Bij uitspraak op bezwaar van 20 november 2012 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende afgewezen. In de uitspraak is - onder meer - het volgende vermeld:
" (…)
Onderwerp : uitspraak bezwaarschrift WOZ-beschikking/aanslagbiljet 2012
biljetnummer [0000001]
(…)
Besluit:
Ik verklaar uw bezwaar tegen de WOZ-waarde van [a-straat] 361 over 2012 ongegrond. De waarde van € 451.000,- blijft gehandhaafd.
(…) "
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende op 25 december 2012 elektronisch beroep ingesteld. Het desbetreffende bericht is door de griffie van de Rechtbank geprint op 27 december 2012 en geregistreerd onder nummer AWB 12/6464. Het beroep is door de Rechtbank aangemerkt als op de laatstgenoemde datum ingekomen.
Bij brief van 9 januari 2013 heeft belanghebbende de heffingsambtenaar in gebreke gesteld wegens het niet doen van een uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag OZB. De heffingsambtenaar heeft daarop bij brief van 11 januari 2013 gereageerd, in welke brief -onder meer - het volgende is opgenomen:
“(…)
Op 20 november 2012 heeft de heffingsambtenaar een uitspraak gedaan op uw bezwaarschrift. Tegen deze uitspraak bent u inhoudelijk in beroep gegaan bij de Rechtbank Arnhem met hierin de vermelding dat het gaat om aanslagnummer [0000000].
(…)
Dat de heffingsambtenaar in gebreke is, kunnen wij derhalve niet delen. Wij vinden het echter jammer dat u in verwarring bent gebracht en bieden u daarvoor onze excuses aan. Aangezien u een beroepschrift heeft ingediend hebben wij een afschrift van deze brief gezonden naar de Rechtbank Arnhem, sector bestuursrecht, Postbus 9030, 6800EM te Arnem (ARN 12/6464 WOZ).”
Bij brief van 4 februari 2013 heeft belanghebbende de heffingsambtenaar meegedeeld dat hij van mening blijft dat de heffingsambtenaar in gebreke is uitspraak op bezwaar te doen. Hij stelt dat de heffingsambtenaar inmiddels een dwangsom is verschuldigd. Bij brief van 10 april 2013 heeft belanghebbende de heffingsambtenaar wederom in gebreke gesteld, nu vanwege het niet tijdig afgeven van een dwangsombeschikking.
Op 28 februari 2013 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen de aanslag OZB.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2011 te hoog is vastgesteld. Voorts is in geschil of de heffingsambtenaar in gebreke is uitspraak te doen op het bezwaar tegen de aanslag OZB en uit dien hoofde een of meer dwangsommen verschuldigd is geworden.
Belanghebbende beantwoordt bovenstaande vragen bevestigend, de heffingsambtenaar ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.