Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2681, 13/00862 en 13/00863
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2681, 13/00862 en 13/00863
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 1 april 2014
- Datum publicatie
- 11 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:2681
- Zaaknummer
- 13/00862 en 13/00863
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Agrarische ondernemer met fulltime dienstbetrekking. Recht op zelfstandigenaftrek ?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/00862 en 13/00863
uitspraakdatum: 1 april 2014
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 juni 2013, nummers AWB 12/5957 en 12/5958, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Apeldoorn (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2008 en 2009 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Daarbij is voorts heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, zijn genoemde aanslagen door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar verminderd tot aanslagen, berekend naar (onder meer) een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.032 respectievelijk € 37.511. De beschikkingen heffingsrente zijn dienovereenkomstig verminderd tot € 324 onderscheidenlijk € 287.
De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend en de Inspecteur een conclusie van dupliek. Belanghebbende heeft voorts nog een nader stuk ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 20 maart 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigden mr. [A] en [B] alsmede, namens de Inspecteur, mr. [C] en [D].
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting van het Hof – met instemming van de Inspecteur – een pleitnota met bijlagen overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende, geboren in 1957, was in de onderhavige jaren (2008 en 2009) voltijds in dienstbetrekking werkzaam bij een bouwbedrijf genaamd [E] bv te [Z]. In 2008 heeft hij 1.712 uren aan deze dienstbetrekking besteed en in 2009 1.648 uren.
Belanghebbende exploiteert sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw een agrarische onderneming (een rundveehouderij) in de vorm van een eenmanszaak. In de onderhavige jaren behoorden ongeveer 125 rosékalveren tot de onderneming van belanghebbende. De kalveren zijn ondergebracht in twee stallen, een kleine en een grote. Tot de onderneming behoorde in de onderhavige jaren voorts ongeveer 7,5 ha grond waarop onder meer snijmaïs werd verbouwd. De werkzaamheden ten behoeve van de onderneming heeft belanghebbende ten dele uitbesteed aan zogenoemde loonwerkers. In 2008 heeft belanghebbende ongeveer € 12.000 betaald aan loonwerkers. De echtgenote van belanghebbende werkt mee in de onderneming van belanghebbende.
Bij het indienen van de aangiften IB/PVV 2008 en 2009 heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op toepassing van de zelfstandigenaftrek ten bedrage van € 9.096 (2008) onderscheidenlijk € 9.251 (2009) en heeft hij de zogenoemde MKB-winstvrijstelling van negatief € 1.640 (2008) en negatief € 430 (2009) toegepast. De belastbare winst van de onderneming is in beide jaren negatief. Bij het vaststellen van de onderwerpelijke aanslagen heeft de Inspecteur de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling niet toegepast, omdat belanghebbende volgens de Inspecteur niet heeft voldaan aan het zogenoemde urencriterium.
In het kader van de bezwaarprocedure heeft belanghebbende een schatting gemaakt van de door hem in 2008 en 2009 aan de onderneming bestede uren. De urenspecificatie 2008 behelst het volgende:
Die urenspecificatie geldt ook voor 2009. Voorts dient volgens belanghebbende voor dat jaar nog 28 uren in aanmerking te worden genomen voor het strooien van rogge in het najaar en het werken met een cultivator in het voorjaar.
De Inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende voor wat betreft de toepassing van de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling afgewezen. De Rechtbank heeft belanghebbende eveneens in het ongelijk gesteld. Naar het oordeel van de Rechtbank is belanghebbende niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat hij, kort gezegd, heeft voldaan aan het urencriterium.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of belanghebbende in de onderhavige jaren recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van aanslagen tot aanslagen, berekend naar (onder meer) een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.463 (2008) respectievelijk € 28.390 (2009).
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.