Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2898, 13/00583 en 13/00584
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2898, 13/00583 en 13/00584
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 8 april 2014
- Datum publicatie
- 18 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:2898
- Zaaknummer
- 13/00583 en 13/00584
Inhoudsindicatie
Reclamebelasting gemeente Almelo. Beperking tot deel van gemeente. Objectieve en redelijke rechtvaardiging?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/00583 en 13/00584
uitspraakdatum: 8 april 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 16 april 2013, nummers 12/2630 en 12/2631, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Almelo (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2011 en 2012 aanslagen in de reclamebelasting van de gemeente Almelo opgelegd van € 250 (2011) en € 650,04 (2012).
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Almelo. De rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) heeft, als uiteindelijk opvolger van de rechtbank Almelo, de beroepen bij uitspraak van 16 april 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] als gemachtigde van belanghebbende en mr. [B] namens de heffingsambtenaar.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
Na het sluiten van het onderzoek heeft het Hof een brief van de heffingsambtenaar ontvangen, gedateerd 29 januari 2014. Het Hof vindt in deze brief geen aanleiding het onderzoek te heropenen en zal op deze brief geen acht slaan.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende exploiteert café “[C]”, gelegen aan de [a-straat] 8 te [Z].
De verordeningen waarin de heffing van reclamebelasting in de onderhavige jaren is geregeld zijn de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2011 en 2012 (hierna: de Verordeningen). In de Verordeningen is de heffing van reclamebelasting beperkt tot vanaf de openbare weg zichtbare openbare aankondigingen in het centrumgebied van [Z]. Per vestiging wordt, ongeacht de omvang van de openbare aankondiging of het aantal, een vast tarief geheven, waarbij het tarief is gedifferentieerd naar vestigingen gelegen in centrumgebied A en centrumgebied B. Niet in geschil is dat café [C] moet worden aangemerkt als een vestiging in de zin van de Verordeningen, gelegen in centrumgebied A.
De opbrengsten van de reclamebelasting binnen de gemeente Almelo worden na aftrek van de perceptiekosten als subsidie verstrekt aan de Stichting [D] (hierna: het ondernemersfonds). Bij besluit van 21 mei 2012 is een bedrag van € 51.732 als subsidie een het ondernemersfonds verstrekt, nadat eerder een voorschot van € 40.000 was verleend. Daarbij zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
- -
-
Verhoging van de kwaliteit en uitbreiding van bestaande sfeeractiviteiten.
- -
-
De belangen te behartigen van de aangesloten ondernemers die in de binnenstad van [Z] actief zijn.
- -
-
Versterking van de positie van het centrum van [Z].
- -
-
Verbetering van het imago van de (binnen)stad.
- -
-
De stad [Z] aantrekkelijker te maken voor inwoners, bezoekers en bedrijven.
Bij het besluit van 21 mei 2012 is verder bepaald dat het ondernemersfonds voor 1 april 2012 dient te verantwoorden dat de subsidie is besteed aan doelstellingen en activiteiten waarvoor deze is toegekend.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de aanslagen reclamebelasting 2011 en 2012 terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.
Belanghebbende stelt in hoger beroep onder dat het ondernemersfonds geen activiteiten heeft verricht die kunnen rechtvaardigen dat het heffen van reclamebelasting is beperkt tot de binnenstad van [Z]. De heffingsambtenaar is op dit punt van mening dat een rechtvaardiging bestaat, omdat de middelen worden besteed aan activiteiten en voorzieningen in de gebieden waarin reclamebelasting wordt geheven.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de aanslagen reclamebelasting.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.