Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3085, 12/00326
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3085, 12/00326
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 april 2014
- Datum publicatie
- 18 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:3085
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:2983
- Zaaknummer
- 12/00326
Inhoudsindicatie
In geschil is het antwoord op de vraag of aan belanghebbende terecht een (negatieve) beschikking TBU is opgelegd ten bedrage van € 1.328.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer: 12/00326
uitspraakdatum: 15 april 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 5 juli 2012, nummer AWB 11/743, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst / Oost (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 bij (negatieve) beschikking met nummer [000000000] een Tegemoetkoming buitengewone uitgaven (hierna: TBU) toegekend resulterend in een door belanghebbende te betalen bedrag van € 1.328.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Assen (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 5 juli 2012 ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft erop gewezen dat partijen en andere belanghebbenden tegen de uitspraak hoger beroep kunnen instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Afdeling, aldaar ingekomen op 15 augustus 2012. De Afdeling heeft het hogerberoepschrift op de voet van 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bij brief van 27 september 2012 doorgezonden aan het Hof.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2014 te Leeuwarden. Aldaar zijn verschenen belanghebbende en haar gemachtigde [A] alsmede, namens de Inspecteur, mr. [B].
Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende, geboren op 18 februari 1943, heeft in haar aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over het jaar 2007 een bedrag van € 1.349 als aftrekbare buitengewone uitgaven vermeld.
De Inspecteur heeft op 19 februari 2010 conform de aangifte de aanslag IB/PVV over het jaar 2007 vastgesteld en heeft een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 3.947, waarbij rekening is gehouden met het bedrag van € 1.349 aan buitengewone uitgaven. Aan belanghebbende is vervolgens voor het jaar 2008 een TBU van € 454 toegekend. Vervolgens is voor belanghebbende voor de IB/PVV over het jaar 2008 een negatief inkomen vastgesteld, en is het belastbare inkomen uit werk en woning over het jaar 2007 door verliesverrekening verminderd tot nihil. Dit heeft ertoe geleid dat aan belanghebbende een tweede TBU voor het jaar 2008 is toegekend ten bedrage van € 1.781. Na vaststelling van het tot nihil verminderde inkomen over het jaar 2007 is een derde TBU afgegeven – thans in geschil - voor 2008, strekkende tot terugbetaling van € 1.328.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de vraag of aan belanghebbende terecht een (negatieve) beschikking TBU is opgelegd ten bedrage van € 1.328.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de beschikking.
De Inspecteur beantwoordt - zo begrijpt het Hof - de onder 3.1 vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Partijen hebben geen geschil over de cijfermatige uitwerking van de beschikking TBU.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.