Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3089, 13/00239
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3089, 13/00239
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 april 2014
- Datum publicatie
- 22 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:3089
- Zaaknummer
- 13/00239
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Twee percelen grond met woning. Onjuiste objectafbakening.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie: Arnhem
nummer 13/00239
uitspraakdatum: 15 april 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 januari 2013, nummer SBR 12/2535,
in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Woudenberg (hierna: de heffingsambtenaar).
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij op één biljet verenigde beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaken [a-straat] 1 te [Z] en [a-straat] 0 SCH2 te [Z] per waardepeildatum 1 januari 2011 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2012 vastgesteld op € 408.000, respectievelijk € 6.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn belanghebbende ter zake van de eigendom van deze onroerende zaken aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) opgelegd.
Op het bezwaar, gericht tegen de WOZ-beschikking en de aanslag OZB ter zake van de onroerende zaak [a-straat] 1, heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en – naar het Hof begrijpt – de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Utrecht. In beroep heeft belanghebbende tevens bezwaren aangevoerd met betrekking tot de waardering van de onroerende zaak [a-straat] 0 SCH2. De rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft, als rechtsopvolger van de rechtbank Utrecht, bij uitspraak van 16 januari 2013 het beroep voor zover het is gericht tegen de vastgestelde waarde van [a-straat] 0 SCH2 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep voor zover het is gericht tegen de vastgestelde waarde van [a-straat] 1 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, alle stukken die partijen nadien in hoger beroep hebben ingediend, alsmede het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] als gemachtigde van belanghebbende en [B] en [C], taxateur, namens de heffingsambtenaar. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift op 22 oktober 2013 aan partijen is gezonden.
Het Hof heeft het onderzoek heropend teneinde partijen in de gelegenheid te stellen schriftelijk inlichtingen te verstrekken. Belanghebbende heeft nadere inlichtingen verstrekt bij brief van 13 november 2013. Van de heffingsambtenaar zijn geen inlichtingen ontvangen.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2014. Daarbij zijn dezelfde personen verschenen als ter zitting van 15 oktober 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is in 2012 eigenaar van de onroerende zaak [a-straat] 1 te [Z]. De onroerende zaak is gelegen aan de rand van de bebouwde kom van [Z] en bestaat uit twee percelen grond, kadastraal bekend gemeente [Z] sectie [Y] nummers [01] en [02], met een totale oppervlakte van 10.615 m2. Op perceel [Y01] ligt een in 1915 gebouwde vrijstaande woning, met een bruto inhoud van 360 m3, een aangebouwde schuur van 16 m2 en een vrijstaande schuur van 50 m2. Bij de woning behoort een stuk grond van 1.142 m2, dat onder meer wordt gebruikt als standplaats voor het transportbedrijf van belanghebbende. Aangrenzend hieraan ligt een stuk grond van 300 m2 dat in gebruik is als moestuin. Voor het overige bestaat het perceel [Y01], evenals het perceel [Y02], uit grasland.
Belanghebbende is in 2012 eveneens eigenaar van de twee naastgelegen percelen grond, kadastraal bekend gemeente [Z], sectie [Y] nummers [03] en [04], met een totale oppervlakte van 15.850 m2. Afgezien van een op perceel [Y04] gelegen schuur van 40 m2 met 80 m2 bijbehorende grond ([a-straat] 0 SCH2; hierna ook: de schuur), bestaan de percelen uit grasland.
Belanghebbende is gebruiker van de op perceel [Y01] gelegen woning met erf en schuren en van de moestuin. Hij is tevens gebruiker van de op perceel [Y04] gelegen schuur. De in totaal circa 2,5 hectare grasland zijn in gebruik gegeven aan [D] te [L] als weiland voor vee. De weilanden zijn aangemerkt als ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond. De waarde ervan is bij de waardebepaling in het kader van de wet WOZ buiten aanmerking gelaten (artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken, hierna: de cultuurgrondvrijstelling).
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of het WOZ-object [a-straat] 1 te [Z] juist is afgebakend. Voorts is in geschil of de vastgestelde waarde te hoog is. Tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep inzake het object [a-straat] 0 SCH2 zijn in hoger beroep geen grieven aangevoerd.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in de processen-verbaal van de zittingen.
Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot wijziging van de objectafbakening - in die zin dat het object [a-straat] 1 wordt uitgebreid met het object [a-straat] 0 SCH2 - en tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 230.000.
De heffingsambtenaar concludeert eveneens tot wijziging van de objectafbakening en overigens tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.