Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:315, 13/00603
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:315, 13/00603
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 21 januari 2014
- Datum publicatie
- 31 januari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:315
- Zaaknummer
- 13/00603
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid beroep bij rechtbank. Termijnoverschrijding ?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00603
uitspraakdatum: 21 januari 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 21 mei 2013, nummer AWB 12/5863 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 65 te [Z] per waardepeildatum 1 januari 2011 voor het jaar 2012 vastgesteld op € 696.000.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 676.000.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 21 mei 2013 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaken betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede [A] namens de heffingsambtenaar.
2 De vaststaande feiten
De uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar is gedagtekend op 4 oktober 2012.
De dagtekening van het bij de Rechtbank ingediende beroepschrift is 10 november 2012.
Het beroepschrift van belanghebbende is op 22 november 2012 ter griffie van de Rechtbank ontvangen.
Naar aanleiding van een op 28 november 2012 gedagtekende brief van de griffie van de Rechtbank ter zake van het indienen van het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn, heeft belanghebbende in antwoord daarop in een op 29 november 2012 gedagtekende brief onder meer gesteld dat het beroepschrift op 16 november 2012 ter post is bezorgd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de Rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.
Belanghebbende neemt in hoger beroep het standpunt in dat, nu de beroepstermijn eindigde op 15 november 2012, het beroepschrift binnen de termijn van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is ingediend.
De heffingsambtenaar stelt daar tegenover dat niet is voldaan aan de in artikel 6:9, tweede lid, van de Awb gestelde voorwaarde dat het beroepschrift vóór het einde van de wettelijke beroepstermijn ter post moet zijn bezorgd.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.