Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3221, 13/00841
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3221, 13/00841
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 april 2014
- Datum publicatie
- 25 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:3221
- Zaaknummer
- 13/00841
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Niet-ontvankelijkverklaring beroep door rechtbank is terecht. Ambtshalve verleende vermindering. Geen rechtsingang.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00841
uitspraakdatum: 15 april 2014
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 juni 2013, nummer AWB 12/5779, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 – ambtshalve – een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.095. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 42. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 68.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 april 2009 het bezwaar van belanghebbende wegens het ontbreken van een motivering niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft op 30 december 2011 alsnog aangifte IB/PVV voor het jaar 2006 gedaan. De Inspecteur heeft deze aangifte aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. Dit verzoek heeft hij echter niet in behandeling genomen, omdat het verzoek buiten de daarvoor geldende termijn zou zijn ingediend.
Belanghebbende is tegen die beslissing in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 18 juni 2013 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de Inspecteur mr. [A] bijgestaan door mr. [B]. Het onderhavige hoger beroep is ter zitting gelijktijdig behandeld met het hoger beroep geregistreerd onder het nummer 13/00842.
Partijen hebben een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft niet tijdig een aangifte IB/PVV voor het jaar 2006 ingediend. De Inspecteur heeft met dagtekening 15 november 2008 ambtshalve een aanslag IB/PVV 2006 opgelegd. De aanslag is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.095. Daarbij is tevens een verzuimboete opgelegd van € 68 wegens het niet doen van aangifte.
Tegen deze aanslag heeft belanghebbende op 24 december 2008 pro-forma bezwaar gemaakt en de Inspecteur verzocht uitstel te verlenen voor de motivering van het bezwaarschrift tot 31 maart 2009.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 12 januari 2009 verzocht het bezwaarschrift voor 4 februari 2009 nader toe te lichten.
Belanghebbende heeft het bezwaarschrift niet van gronden voorzien, waarna de Inspecteur het bezwaar met dagtekening 9 april 2009 niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Op 30 december 2011 heeft belanghebbende alsnog (elektronisch) aangifte IB/PVV voor het jaar 2006 gedaan. Bij brief van diezelfde datum heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht de ambtshalve vastgestelde aanslag IB/PVV 2006 overeenkomstig de ingediende aangifte te verminderen en de opgelegde verzuimboete te vernietigen.
In reactie daarop heeft de Inspecteur belanghebbende bij brief van 4 oktober 2012 medegedeeld:
“Op 2 januari 2012 heb ik uw brief ontvangen, waarin u bezwaar maakt tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2006. Hiertegen werd al een bezwaarschrift ingediend op 24 december 2008. Op dit bezwaar hebt u een uitspraak ontvangen met dagtekening 9 april 2009. (…)
U hebt niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak op uw bezwaarschrift een beroepschrift bij het gerechtshof ingediend. Ik kan uw brief niet opnieuw als een bezwaarschrift in behandeling nemen. Ik zal uw brief daarom als verzoekschrift aanmerken. Het verzoek is echter ontvangen buiten de 5-jaarstermijn die geldt voor verzoeken tot ambtshalve vermindering van aanslagen. Ik zal het verzoek daarom niet meer in behandeling nemen.”
De Rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat tegen de weigering om een belastingaanslag ambtshalve te herzien geen beroep kan worden ingesteld. De brief van 30 december 2011 had – indien deze was aangemerkt als beroepschrift en doorgestuurd naar de Rechtbank – wegens overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de Rechtbank belanghebbendes beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat op grond van artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) beroep openstaat tegen een beslissing op een verzoek om ambtshalve vermindering. Verder voert hij aan dat de Rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met door de Inspecteur gedane toezeggingen en gemaakte afspraken. Ook wijst belanghebbende erop dat hij als gevolg van psychische klachten en waarschijnlijk onder invloed van medicatie niet in staat is geweest om tijdig beroep aan te tekenen tegen de uitspraak op bezwaar van 9 april 2009.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de Rechtbank het beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2006 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van € 3.293.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.