Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3360, 13/00632 en 13/00633
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3360, 13/00632 en 13/00633
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 april 2014
- Datum publicatie
- 25 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:3360
- Zaaknummer
- 13/00632 en 13/00633
Inhoudsindicatie
Loonheffing. Autokostenfictieregeling. Bijtelling privégebruik voor bestelauto is terecht.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/00632 en 13/00633
uitspraakdatum: 15 april 2014
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 mei 2013, nummers AWB 12/431 en 12/5823, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van € 5.325. Daarbij is een bedrag van € 100 aan heffingsrente berekend.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 19 december 2011 de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Op 5 december 2011 is bij de rechtbank Haarlem een beroepschrift met dagtekening 1 november 2011 van belanghebbende binnengekomen. De rechtbank Haarlem heeft op 16 maart 2012 het beroep niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van de gronden van beroep. In de daartegen door belanghebbende ingestelde verzetsprocedure heeft de rechtbank Haarlem geoordeeld dat niet hij, maar de rechtbank Gelderland bevoegd was op het beroep te beslissen en heeft het verzet gegrond verklaard. Rechtbank Haarlem heeft de zaak doorgezonden naar de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). Dit beroep is bij de Rechtbank geregistreerd onder nummer 12/5823.
Op 23 januari 2012 heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank, welk beroepschrift op 30 januari 2012 is binnengekomen. Dit beroep is geregistreerd onder nummer 12/431.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende tweemaal beroep heeft ingesteld tegen dezelfde uitspraken op bezwaar en heeft de zaken 12/5823 en 12/431 aangemerkt als één beroep.
De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 16 mei 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank tweemaal hoger beroep ingesteld, namelijk tegen het beroep dat bij de Rechtbank is geregistreerd onder nummer 12/431 en tegen het beroep dat is geregistreerd onder nummer 12/5823. Het Hof heeft eerstgenoemd beroep geregistreerd onder nummer 12/00632 en het tweede onder 12/00633. De Inspecteur heeft onder vermelding van beide zaaknummers een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] en [C] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende drijft een bouw- en aannemersbedrijf. [D] (hierna: [D]) is directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende.
Belanghebbende heeft vanaf 1 januari 2006 een Volkswagen Transporter met kenteken [00-YY-YY] aan [D] ter beschikking gesteld.
Op 14 februari 2006 heeft belanghebbende de Inspecteur per brief verzocht ermee in te stemmen dat een rittenregistratie achterwege wordt gelaten. Belanghebbende heeft bij de brief een model werkgeversverklaring overgelegd, waarin is vermeld dat belanghebbende (werkgever) [D] verbiedt de bestelauto voor privédoeleinden te gebruiken.
De Inspecteur heeft bij brief van 18 april 2006 onder voorwaarden toestemming verleend een rittenregistratie achterwege te laten. In de brief is opgenomen dat het standpunt geldt van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008.
Op 9 januari 2009 heeft belanghebbende de in 2.2 genoemde Volkswagen Transporter vervangen door een andere Volkswagen Transporter met kenteken [01-XXX-2] en aan [D] ter beschikking gesteld (hierna: de bestelauto).
Belanghebbende heeft bij brief van 31 augustus 2009 opnieuw om een ontheffing van een rittenregistratie verzocht. In reactie daarop heeft de Inspecteur op 19 november 2009 onder meer het volgende aan belanghebbende geschreven:
“Uit de door u meegestuurde overeenkomst maak ik op dat uw cliënt de bijtelling achterwege wil laten op basis van het verbod op privégebruik. (…) De meegestuurde overeenkomst komt grotendeels overeen met de voorbeeld verbodsovereenkomst zoals deze op onze site www. belastingdienst.nl staat vermeld. Echter de opgelegde sancties zijn niet voldoende om het verbod realiteitswaarde te geven (…) Dit dient aangepast te worden in de overeenkomst met uw cliënt. Het toezicht op naleving van het verbod privégebruik door de werkgever is zeer belangrijk. De mate van toezicht verschilt tussen werknemers en een DGA. (…) De controle door de werkgever moet zijn te relateren aan eventueel aanwezige agenda’s, werkroosters of werkstaten, vakantieoverzichten, zieke en verlofstaten, benzinebonnen, garagenota’s en dergelijke. (…) Voor uw cliënt als DGA geldt een andere vorm van toezicht omdat een DGA praktisch gesproken geen reële afspraak kan maken met zijn werkgever over het te leveren bewijs. Daardoor is hij in zoverre niet op één lijn te stellen met een gewone werknemer. Een verbod op privé-gebruik kan alleen plaatsvinden als er op het verbod op privé-gebruik een andere vorm van toezicht plaatsvindt dan toezicht van de DGA op zichzelf. Een voorbeeld van toelaatbaar bewijs is als de DGA, net als zijn medewerkers, ook gecontroleerd wordt op het verbod op privé-gebruik door een onafhankelijke derde. De DGA zou bijvoorbeeld ook kunnen aantonen dat de auto na werktijd altijd op het bedrijventerrein blijft staan, door middel van camera toezicht. Indien uw cliënt conform bovengenoemde voorwaarden een verbodsovereenkomst privégebruik auto overeenkomt en voldoende toezicht houdt op naleving van dit verbod, dan mag uw cliënt de bijtelling achterwege laten en hoeft er geen kilometeradministratie te worden bijgehouden.”
Op 9 juli 2010 heeft belanghebbende een Skoda Fabia met kenteken [02-YYY-3] gekocht en aan [D] ter beschikking gesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bijtelling op het loon in aanmerking genomen.
Voor het jaar 2010 is geen verbodsovereenkomst voor het privégebruik van de bestelauto opgemaakt. Voor de periode 1 januari 2010 tot 9 augustus 2010 is geen rittenregistratie van de bestelauto bijgehouden. Vanaf 9 augustus 2010 is een rittenregistratie van de bestelauto bijgehouden.
Op 19 december 2011 is de onderhavige naheffingsaanslag loonheffingen 2010 opgelegd. De Inspecteur heeft de bijtelling voor het privégebruik van de bestelauto berekend over de eerste helft van 2010, van 1 januari tot 1 juli 2010. Over de tweede helft van het jaar 2010 is geen bijtelling in verband met privégebruik van de bestelauto berekend.
In hoger beroep heeft belanghebbende een “Aanvulling op de arbeidsovereenkomst” overgelegd. Deze overeenkomst is op 20 augustus 2013 ondertekend door belanghebbende en [D]. In deze overeenkomst is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“De werkgever heeft met ingang van 1 januari 2006 [Hof: een Volkswagen Transporter] aan de werknemer ter beschikking gesteld (…) Het is de werknemer niet toegestaan om de bestelauto voor privé-doeleinden te gebruiken. (…) Deze overeenkomst gaat in op 20 augustus 2013 en is voor onbepaalde tijd overeengekomen.”
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de onderwerpelijke naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. In het bijzonder is in geschil of terecht een bijtelling wegens privégebruik van de bestelauto heeft plaatsgevonden. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar en de naheffingsaanslag.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.