Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3389, 13/00483 en 13/00568
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3389, 13/00483 en 13/00568
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 april 2014
- Datum publicatie
- 2 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:3389
- Zaaknummer
- 13/00483 en 13/00568
Inhoudsindicatie
Wet MRB. Gebruik van de weg tijdens schorsing door ex-echtgenote. Verzuimboete. Uitgangspunt wetgever 100%. Straftoemeting door rechter.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/00483 en 13/00568
uitspraakdatum: 23 april 2014
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 28 maart 2013, nummer AWB 12/4113, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over de periode 1 april 2011 tot en met 31 maart 2012 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 1.075. Daarbij is gelijktijdig een verzuimboete opgelegd van eveneens € 1.075.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de verzuimboete gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Oost-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 28 maart 2013 het beroep inzake de naheffingsaanslag ongegrond verklaard, het beroep inzake de verzuimboete gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur inzake de verzuimboete vernietigd en de verzuimboete verminderd tot € 537.
Belanghebbende en de Inspecteur hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur en belanghebbende hebben een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [A] en [B] namens de Inspecteur. Belanghebbende heeft in zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft het incidenteel hoger beroep van belanghebbende beantwoord.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is blijkens de registratie in het kentekenregister vanaf 2 januari 2010 houder van het motorrijtuig met het kenteken [00-YY-YY] (hierna: de auto).
De geldigheid van het kentekenbewijs van de auto is op aanvraag van belanghebbende gedurende de periode van 27 augustus 2010 tot en met 26 augustus 2011 en de periode van 6 november 2011 tot en met 10 september 2012 geschorst geweest.
Op 6 januari 2012 om 18.10 uur hebben ambtenaren van de Belastingdienst geconstateerd dat met de auto gebruik van de weg is gemaakt op de A30 nabij Ede.
Naar aanleiding van de in 2.3 bedoelde constatering heeft de Inspecteur aan belanghebbende, met dagtekening 12 juli 2012, de onderhavige naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 1.075. Daarbij is tevens een verzuimboete van € 1.075 opgelegd. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd. Hiertegen is belanghebbende bij de Rechtbank in beroep gekomen.
De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag gehandhaafd, doch de verzuimboete verminderd tot een boete van 50% van het bedrag aan belasting dat niet is betaald, zijnde € 537, omdat naar het oordeel van de Rechtbank een boete van 100% disproportioneel is in verhouding tot de ernst van de overtreding.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslag ten bedrage van € 1.075 terecht is opgelegd. Voorts verschillen partijen van mening over het antwoord op de vraag of belanghebbende een geslaagd beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel. Daarnaast zijn partijen het er niet over eens of de onderhavige verzuimboete terecht en tot de juiste hoogte is opgelegd.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete ten onrechte zijn opgelegd en dat zijn beroep op het vertrouwensbeginsel dient te slagen. De Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan. Belanghebbende heeft in zijn verweerschrift op het hoger beroep van de Inspecteur incidenteel hoger beroep ingesteld. Nu belanghebbende ten tijde van het instellen van incidenteel hoger beroep reeds hoger beroep had aangetekend tegen de uitspraak van de Rechtbank en in incidenteel hoger beroep dezelfde grieven aanvoert als in hoger beroep gaat het Hof er van uit dat belanghebbende bedoeld heeft zijn hoger beroepschrift nader aan te vullen.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar en de onderhavige naheffingsaanslag en verzuimboete.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank behoudens de beslissing omtrent de naheffingsaanslag.