Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3390, 13/00709, 13/00710, 13/00711, 13/00712, 13/00735, 13/00736, 13/00737 en 13/00738

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3390, 13/00709, 13/00710, 13/00711, 13/00712, 13/00735, 13/00736, 13/00737 en 13/00738

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 april 2014
Datum publicatie
2 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:3390
Zaaknummer
13/00709, 13/00710, 13/00711, 13/00712, 13/00735, 13/00736, 13/00737 en 13/00738

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Inkomsten uit kinderopvang. Navordering. Nieuw feit? Kwade trouw? Vergrijpboetes terecht?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

locatie Arnhem

nummers 13/00709 t/m 13/00712 en 13/00735 t/m 13/00738

uitspraakdatum: 23 april 2014

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 juni 2013, nummers AWB 12/20 t/m 12/22 en 12/906, in het geschil tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.290. Daarnaast is bij beschikking een bedrag van € 209 aan heffingsrente in rekening gebracht en is bij afzonderlijke beschikking een vergrijpboete van € 745 opgelegd. Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 verder een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 4.677 en een verschuldigde bijdrage van € 205. Daarnaast is bij beschikking een bedrag van € 28 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.497. Daarnaast is bij beschikking een bedrag van € 179 aan heffingsrente in rekening gebracht en is bij afzonderlijke beschikking een vergrijpboete van € 1.005 opgelegd.

1.3

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.564. Daarnaast is bij beschikking een bedrag van € 133 aan heffingsrente in rekening gebracht en is bij afzonderlijke beschikking een vergrijpboete van € 1.068 opgelegd. Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 verder een navorderingsaanslag ZVW opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 8.683 en een verschuldigde bijdrage van € 416. Daarnaast is bij beschikking een bedrag van € 20 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.4

Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar van 29 november 2011 (voor wat betreft de navorderingsaanslagen en beschikkingen met betrekking tot de jaren 2007 en 2008) en 23 februari 2012 (voor wat betreft de navorderingsaanslagen en beschikkingen met betrekking tot het jaar 2009) de navorderingsaanslagen, beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.

1.5

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 13 juni 2013 de beroepen inzake de navorderingsaanslagen IB/PVV 2007, 2008 en 2009, de navorderingsaanslagen ZVW 2007 en 2009, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikking 2009 ongegrond verklaard, de beroepen inzake de boetebeschikkingen 2007 en 2008 gegrond verklaard, deze boetebeschikkingen verminderd tot respectievelijk € 353 en € 477 en de Inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van immateriële schade tot een bedrag van € 500.

1.6

Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur en belanghebbende hebben over en weer verweerschriften ingediend.

1.7

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.8

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] (een zoon van belanghebbende), bijgestaan door mr. [B] als gemachtigde van belanghebbende, alsmede [C] en [D] namens de Inspecteur. Beide partijen hebben ter zitting pleitnota’s overgelegd en voorgedragen.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De feiten

2.1

De Rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld, waarbij verweerder dient te worden gelezen als de Inspecteur en eiseres als belanghebbende.

“2.1 Eiseres, geboren op 26 oktober 1946, is gehuwd met de heer [E], geboren op 4 augustus 1944. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren, [F], [G] en [A].

2.2

In de jaren 2007, 2008 en 2009 heeft eiseres werkzaamheden verricht als gastouder voor haar kleinkinderen via gastouderbureau [H]. De kleinkinderen waarvoor eiseres als gastouder fungeerde, zijn de drie kinderen van haar zoon [G].

2.3

Voor het verrichten van deze werkzaamheden heeft eiseres een vergoeding ontvangen van respectievelijk € 5.899 (2007), € 6.625 (2008) en € 7.922 (2009).

2.4

In de ingediende aangiften IB/PVV voor de jaren 2007, 2008 en 2009 heeft eiseres de door haar als gastouder genoten inkomsten niet vermeld. Ook zijn geen kosten in aanmerking genomen. De aangiften van eiseres zijn opgesteld en ingediend door haar zoon [A].

2.5

De aangifte IB/PVV voor het jaar 2007 is op 1 april 2008 ingediend en berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.613. Met dagtekening 19 maart 2009 is de primitieve aanslag IB/PVV 2007 opgelegd overeenkomstig de door eiseres ingediende aangifte.

2.6

Op 23 maart 2009 is aangifte IB/PVV voor het jaar 2008 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.235. Met dagtekening 6 november 2009 is de primitieve aanslag IB/PVV 2008 opgelegd overeenkomstig de door eiseres ingediende aangifte.

2.7

Op 11 februari 2010 heeft verweerder eiseres een brief toegestuurd waarin onder meer het volgende staat vermeld:

“(…) De Belastingdienst besteedt bij de beoordeling van de aangifte inkomstenbelasting 2009 extra aandacht aan inkomsten uit kinderopvang. Uit onze gegevens blijkt dat u in 2008 gastouder was. U was dit misschien ook in 2009.

Aangifte doen voor 2009

Had u in 2009 ook inkomsten uit kinderopvang? Dan moet u voor het jaar 2009 aangifte doen. (...) Vul dan deze inkomsten in bij ‘Inkomsten uit overig werk’ in uw aangifte.

(…)

Inkomsten uit kinderopvang in 2008 en 2007

Volgens onze gegevens hebt u in 2008 kinderen opgevangen en bent u daarvoor betaald. U moet hiervoor aangifte doen. Had u in 2007 ook inkomsten uit kinderopvang? Dan geldt hiervoor hetzelfde als voor 2008.

(...)

Hebt u al aangifte gedaan. maar de inkomsten uit kinderopvang niet ingevuld? Kijk dan ook op www.belastingdienst.nl wat u dan moet doen (...).”

2.8

Op 18 maart 2010 heeft eiseres aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.843. Met dagtekening 3 november 2010 is de primitieve aanslag IB/PVV 2009 opgelegd conform de door eiseres ingediende aangifte.

2.9

Bij brieven van 20 oktober 2010 en 12 november 2010 heeft verweerder eiseres verzocht om informatie te verstrekken over de door haar ontvangen inkomsten uit kinderopvang in de jaren 2007 en 2008.

2.10

Eiseres heeft de gevraagde informatie verstrekt aan verweerder.

2.11

Bij brieven van 13 december 2010 heeft verweerder eiseres in kennis gesteld van zijn voornemen om voor de jaren 2007 en 2008 navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW op te leggen omdat hij van plan is om de inkomsten die zij in de jaren 2007 en 2008 als gastouder heeft genoten na te vorderen. Hierbij is ook het voornemen kenbaar gemaakt om vergrijpboeten van 50% op te leggen omdat het volgens verweerder aan de (voorwaardelijke) opzet van eiseres te wijten is dat de primitieve aanslagen te laag zijn vastgesteld.

2.12

Met dagtekening 19 februari 2011 zijnde onderhavige navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW voor de jaren 2007 en 2008 opgelegd, met bijbehorende boetebeschikkingen en heffingsrentebeschikkingen. De aangebrachte correcties voor de IB/PVV zijn door verweerder als volgt berekend:

Jaar 2007:

Aangegeven inkomen box 1: € 10.613

Correctie inkomsten gastouder:

Bij: Inkomsten € 5.899 +

Af: Kosten € 1.222 -/-

€ 4.677 +

Vast te stellen inkomen box 1: € 15.290

Jaar 2008:

Aangegeven inkomen box 1: € 7.235

Correctie inkomsten gastouder:

Bij: Inkomsten € 6.625 +

Af: Kosten € 1.325 -/-

€ 5.300

Correctie teveel geclaimde ziektekosten: € 962

Vast te stellen inkomen box 1: € 13.497

2.13

Bij brieven van 24 mei 2011, 7 juni 2011 en 5 juli 2011 heeft verweerder eiseres vragen gesteld over de door haar ontvangen inkomsten uit kinderopvang in het jaar 2009.

2.14

Eiseres heeft deze vragen telkens beantwoord.

2.15

Bij brief van 28 september 2011 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat hij voornemens is om voor het jaar 2009 navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW met vergrijpboeten van 50% op te leggen.

2.16

Met dagtekening 2 december 2011 zijn deze navorderingsaanslagen voor het jaar 2009 opgelegd. De correctie voor de IB/PVV is als volgt:

Jaar 2009:

Aangegeven inkomen box 1: € 10.843

Correctie inkomsten gastouder

Bij: Inkomsten € 7.922 +

Af: Kosten € 1.201 -/-

€ 6.721 +

Vast te stellen inkomen box 1: € 17.564”

2.2

Het Hof neemt deze feiten over en stelt verder de volgende feiten vast.

2.3

In een brief, gedateerd 29 maart 2011 aan de Belastingdienst Rivierenland staat onder meer het volgende.

“Hierbij dien ik namens mijn moeder mevrouw [X] met bovenstaand BSN een vrijwillige verbetering van de aangifte inkomstenbelasting 2009 in. Een en ander als bedoeld in art. 67n AWR.

Het betreft het verzuimen van het opgeven van resultaat uit overige werkzaamheden, te weten inkomsten uit kinderopvang: (…)”

2.4

In een brief van de Inspecteur, gedateerd 7 februari 2012, staat onder meer het volgende.

“Uw stelling over de vrijwillige verbetering is juist, voorzover het gaat om uw stelling dat het om de beleving van mevrouw [X] gaat. De interpretatie daarvan echter begrijp ik niet. Op 29 maart 2011 kon zij toch niet serieus menen dat de belastingdienst haar niet op het spoor was, dus dat hij geen lont had geroken. De belastingdienst had net een maand eerder de navorderingsaanslagen 2007 en 2008 opgelegd. Het ligt dan toch zeer voor de hand dat ook het jaar 2009 zou worden bekeken. Ik ga er zelfs vanuit dat die navorderingsaanslagen de aanleiding zijn geweest om de brief van 29 maart 2011 te schrijven. Objectief gezien is het niet aannemelijk te veronderstellen dat mevrouw [X] de indruk kon hebben gehad dat de belastingdienst niet ook het jaar 2009 in een navorderingstraject zou opnemen. Sterker nog, het zou zeer vreemd zijn geweest als de belastingdienst dat niet zou hebben gedaan. Verder rijst de vraag waarom de brief van 29 maart 2011 pas toen is verzonden en niet al meteen nadat de belastingdienst bij brieven van 20 oktober 2010 mevrouw [X] liet weten dat in de aangiften over de jaren 2007 en 2008 de inkomsten niet waren aangegeven en de zoon bij zijn brief van 4 november 2011 liet weten dat de constateringen juist waren. Het had voor de hand gelegen in die brief kenbaar te maken dat ook het jaar 2009 onjuist was. Overigens zou ook die melding dan niet als een vrijwillige verbetering aangemerkt zijn, maar had wel getuigd van de wil om meteen openheid van zaken te willen geven.

U stelt dat er bij mevrouw [X] van een ongelukkige samenloop van omstandigheden sprake was dat de inkomsten niet waren aangegeven. Waaruit die ongelukkige samenloop van omstandigheden uit bestonden, vermeldt u niet. Wat het feit dat de aangifte is ingevuld door de zoon van mevrouw [X] hiermee te maken heeft, is mij niet duidelijk. Die zoon is immers belastingadviseur en weet dat dergelijke inkomsten belast zijn. Hij wist ook dat zijn moeder die inkomsten ontving, omdat het immers zijn kinderen waren die werden opgevangen.”

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de Inspecteur de navorderingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de heffingsrentebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen heeft opgelegd. Verder is in geschil of de Rechtbank aan belanghebbende ten onrechte een immateriële schadevergoeding van € 500 heeft toegekend.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing