Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3391, 13/00877
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3391, 13/00877
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 april 2014
- Datum publicatie
- 2 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:3391
- Zaaknummer
- 13/00877
Inhoudsindicatie
Loonheffing. Internationaal transportbedrijf. Aan werknemer ter beschikking gestelde personenauto. Autokostenbijtelling terecht ? Boete. Grove schuld ?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00877
uitspraakdatum: 23 april 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)
en het incidentele hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 juli 2013, nummers AWB 12/5698, 12/5699, 12/5700 en 12/5701, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: LB/PVV) opgelegd tot een bedrag van € 2.123. Daarnaast is bij beschikking een bedrag van € 296 aan heffingsrente in rekening gebracht en is bij afzonderlijke beschikking een vergrijpboete van € 530 opgelegd.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag LB/PVV opgelegd tot een bedrag van € 4.196. Daarnaast is bij beschikking een bedrag van € 368 aan heffingsrente in rekening gebracht en is bij afzonderlijke beschikking een vergrijpboete van € 1.049 opgelegd.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag LB/PVV opgelegd tot een bedrag van € 5.541. Daarnaast is bij beschikking een bedrag van € 297 aan heffingsrente in rekening gebracht en is bij afzonderlijke beschikking een vergrijpboete van € 1.385 opgelegd.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag LB/PVV opgelegd tot een bedrag van € 5.541. Daarnaast is bij beschikking een bedrag van € 159 aan heffingsrente in rekening gebracht en is bij afzonderlijke beschikking een vergrijpboete van € 5.541 opgelegd.
Op bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar van 28 september 2012 de boetebeschikking over het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 2010 verminderd tot € 4.432 (80%) en de overige boetebeschikkingen, naheffingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft, als uiteindelijk rechtsopvolger van de rechtbank Arnhem, bij uitspraak van 4 juli 2013 het beroep gericht tegen de boetebeschikking over het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 2010 gegrond verklaard, de boete verminderd tot 25% en de overige beroepen ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft vervolgens ambtshalve alle vergrijpboetes verminderd met 5% wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B] (hierna: [B]), alsmede mr. [C] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende exploiteert een internationaal transportbedrijf. Aan één van haar werknemers, [B], is een personenauto ter beschikking gesteld; tot 18 februari 2008 een Toyota (kenteken [YY-YY-00]; cataloguswaarde € 22.979) en vanaf die datum een Mercedes (kenteken [00-XX-XX]; cataloguswaarde € 42.628). Belanghebbende heeft met betrekking tot [B] in de onderhavige aangiftes LB/PVV geen rekening gehouden met voordelen uit privégebruik auto.
[B] heeft voor de jaren 2007 tot en met 2010 een kilometeradministratie bijgehouden. Op nagenoeg alle dagen wordt 75 kilometer ingevuld voor woon-werkverkeer, terwijl deze afstand in werkelijkheid (tweemaal 34 =) 68 kilometer bedraagt. Dit geschiedt volgens belanghebbende ter compensatie van korte zakelijke ritten binnen de gemeente Urk door andere werknemers van belanghebbende, welke niet (gespecificeerd) in de kilometeradministratie zijn opgenomen.
Op 27, 28 en 29 juli 2010 is gewerkt door [B] en is daarbij de ter beschikking gestelde personenauto gebruikt. In de kilometeradministratie zijn op deze dagen geen ritten vermeld. Op 5 april 2010 (tweede Paasdag) en 24 mei 2010 (tweede Pinksterdag) is niet gewerkt door [B]. In de kilometeradministratie is op elk van deze dagen 75 kilometer woon-werkverkeer vermeld.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de naheffingsaanslag LB/PVV 2010 en de op die naheffingsaanslag betrekking hebbende beschikking heffingsrente en boetebeschikking terecht en tot een juist bedrag aan belanghebbende zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de naheffingsaanslag LB/PVV 2010 en de op deze naheffingsaanslag betrekking hebbende beschikking heffingsrente en boetebeschikking en gegrondverklaring van het daartegen gerichte beroep.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van de beroepen, met instandlating van de ambtshalve beslissing van de Rechtbank in verband met het overschrijden van de redelijke termijn.