Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3611, 13/00260
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3611, 13/00260
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 april 2014
- Datum publicatie
- 9 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:3611
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1880, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:40, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 13/00260
Inhoudsindicatie
Invorderingswet. Aansprakelijkstelling bestuurder. Schending rechten verdediging? Tijdige melding betalingsonmacht ? Kennelijk onbehoorlijk bestuur?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00260
uitspraakdatum: 23 april 2014
nummer /
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Oost-Nederland van 31 januari 2013, nummer AWB 12/1652, in het geding tussen belanghebbende en
de ontvanger van de Belastingdienst/Kantoor Nijmegen (hierna: de Ontvanger).
1 Ontstaan en loop van het geding
De Ontvanger heeft bij beschikking belanghebbende aansprakelijk gesteld voor door [A] BV niet betaalde omzetbelasting.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Ontvanger het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak van de Ontvanger in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem. De rechtbank Oost-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft, als opvolger van de rechtbank Arnhem, het beroep ongegrond verklaard.
Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 26 februari 2013 ter griffie ingekomen.
De Ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2013 te Arnhem. Aldaar is tevens behandeld het hoger beroep met nummer 13/00261. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door mr. [B]. Namens de Ontvanger is verschenen mr. [C], bijgestaan door [D]. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
Het Hof heeft het vooronderzoek heropend. Belanghebbende heeft bij brief van 1 oktober 2013 nader inlichtingen verstrekt. De Ontvanger heeft bij brief van 14 november 2013 nadere inlichtingen verstrekt. Partijen hebben toestemming gegeven zonder nadere zitting uitspraak te doen.
2 De vaststaande feiten
[E] BV was van 9 juni 2008 tot 6 maart 2009 bestuurder van [A] B.V. (hierna: [A]). Belanghebbende was bestuurder van [E] BV. Voor de toepassing van artikel 36 van de Invorderingswet 1990 wordt belanghebbende aangemerkt als bestuurder van [A] (artikel 36, vijfde lid, aanhef en onderdeel c, van de Invorderingswet 1990).
[A] exploiteerde een onderneming met als doel het in- en verkopen, het huren en verhuren en leasen van transportmaterieel.
[A] leasete transportmiddelen op basis van zogenoemde ‘financial lease’ van verschillende leasemaatschappijen, te weten [F] B.V. (hierna: [F]), [G] (hierna: [G]) en [H].
In 2008 en 2009 zijn daarop betrekking hebbende overeenkomsten omgezet in overeenkomsten op basis van ‘operational lease’. Daarbij heeft [A] (de economische eigendom van) de transportmiddelen verkocht aan de desbetreffende leasemaatschappij.
De Belastingdienst/FIOD heeft een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar onder meer belanghebbende. In het kader daarvan is een proces-verbaal opgemaakt, waarin onder meer het volgende staat.
[F] heeft wegens de beëindiging van de financial lease bedragen aan [A] in rekening gebracht en ter zake daarvan, zonder berekening van omzetbelasting, facturen opgemaakt en aan [A] uitgereikt. Wegens de aankoop van de transportmiddelen heeft [F] creditfacturen, met berekening van omzetbelasting, opgemaakt. Ter zake van deze verkoop aan [F] heeft [A] een verzamelfactuur met dagtekening 31 januari 2009 in haar administratie opgenomen. Deze factuur komt niet voor in de administratie van [F]. [F] heeft ter zake van deze verkopen de op de hiervoor bedoelde creditfacturen vermelde hogere verkoopbedragen in haar administratie verwerkt dan op de bedoelde verzamelfactuur zijn vermeld. Op de door [F] opgemaakte creditfacturen is € 531.593 meer omzetbelasting vermeld dan op de verzamelfactuur van [A].
[G] heeft transportmiddelen ingekocht van [A]. In de administratie van [G] zijn daarop betrekking hebbende facturen van [A] opgenomen die hogere bedragen als verkoopsom en als berekende omzetbelasting vermelden dan de overeenkomstige kopieën van facturen in de administratie van [A]. Op de in de administratie van [G] opgenomen facturen is € 93.829 meer omzetbelasting vermeld dan op de overeenkomstige facturen die zijn opgenomen in de administratie van [A].
[H] en [I] (hierna: [I]) hebben trucks ingekocht van [A] en van enkele andere tot hetzelfde concern behorende vennootschappen. In de administratie van [H] en van [I] zijn daarop betrekking hebbende facturen van [A] opgenomen die hogere bedragen als verkoopsom en als berekende omzetbelasting vermelden dan de overeenkomstige kopieën van facturen in de administratie van [A]. Op de in de administratie van [H] en [I] opgenomen facturen is € 78.280 meer omzetbelasting vermeld dan op de overeenkomstige facturen die zijn opgenomen in de administratie van [A].
De inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland heeft zich op het standpunt gesteld dat in verband met het hiervoor vermelde [A] (€ 531.593 + € 93.829 + € 78.280 =) € 703.702 meer omzetbelasting verschuldigd was dan uit haar administratie volgt. In verband daarmee heeft hij met dagtekening 14 juni 2011 over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag opgelegd van € 703.302 en daarbij bij beschikking € 37.329 heffingsrente in rekening gebracht.
Over het tijdvak januari 2009 heeft [A] aangifte gedaan voor de omzetbelasting van € 203.610 verschuldigde omzetbelasting. [A] heeft deze belasting niet betaald. Aan [A] is met dagtekening 25 maart 2009 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 203.610. Voorts is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 4.537.
Bij beschikking van 12 september 2011 heeft de Ontvanger belanghebbende aansprakelijk gesteld voor de hiervoor vermelde naheffingsaanslagen, de daarbij berekende heffingsrente en de opgelegde verzuimboete.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en gegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar en van de aansprakelijkstelling. De Ontvanger concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.