Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:37, BK 13/00545
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:37, BK 13/00545
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 8 januari 2014
- Datum publicatie
- 13 januari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:37
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:939
- Zaaknummer
- BK 13/00545
Inhoudsindicatie
In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op een te hoog bedrag heeft vastgesteld
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 13/00545
uitspraakdatum: 8 januari 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 16 april 2013, nummer AWB 12/1795, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente [M] (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking (hierna: de beschikking) op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 129 te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2011 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2012 vastgesteld op € 180.000.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 16 april 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft en alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] namens de heffingsambtenaar bijgestaan door [B], taxateur. Belanghebbende is, hoewel daartoe uitgenodigd bij aangetekende brief van 25 september 2013, die op 26 september 2013 bij hem is bezorgd, niet verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting van 27 november 2013 ontving het Hof op 2 december een brief van de heffingsambtenaar met dagtekening 29 november 2013. Deze brief is in kopie aan deze uitspraak gehecht. Kort samengevat komt de brief er op neer dat de heffingsambtenaar, anders dan ter zitting is gesteld, stelt na de zitting het waardeverschil tussen de garage behorende tot de onroerende zaak en de garages behorende tot de onroerende zaken welke zijn genoemd in een door de heffingsambtenaar in deze procedure overgelegde matrix te hebben uitgezocht en alsnog te kunnen verklaren. De heffingsambtenaar stelt op basis hiervan dat de vastgestelde waarde dient te worden bevestigd. De heffingsambtenaar verzoekt de betreffende brief in de besluitvorming te betrekken.
Het Hof ziet in de brief van de heffingsambtenaar geen aanleiding het onderzoek in de zaak te heropenen. Het Hof overweegt daartoe dat procespartijen belang hebben bij een afdoening van de hogerberoepsprocedure binnen een redelijke termijn en dat van een gemachtigde van een bestuursorgaan mag worden verwacht dat hij zich deugdelijk op een zitting voorbereidt. Ter zitting van het Hof gegeven informatie of ingenomen standpunten kunnen niet zonder meer worden herroepen omdat de gemachtigde zich nadien in de zaak verdiept. Het Hof is van oordeel dat de in de brief opgenomen informatie reeds ter zitting naar voren gebracht had kunnen worden. Evenmin is ter zitting door de heffingsambtenaar ter zake een bewijsaanbod gedaan. Het Hof wijst op grond van het vorenstaande het - impliciete - verzoek tot heropening van de zaak af, en zal de brief van 29 november 2013 niet tot de stukken van het geding rekenen.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, een geschakelde woning uit omstreeks 1989 met een garage. De woning heeft een inhoud van circa 375 m3 en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 730 m2.
De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift bij de Rechtbank de vastgestelde waarde van de woning onderbouwd met een matrix welke gegevens bevat aan de hand waarvan die waarde uit de op de markt gerealiseerde verkoopprijzen van drie vergelijkingsobjecten kan worden afgeleid:
Bjr Inh €/m3 Kw/Oh kavel waarde
[a-straat] 129 1989 375 265 6/6 730 € 57.000
[Z]
[b-straat] 13 1992 325 355 7/7 292 € 51.000
[L]
[c-straat] 12 1989 340 300 6/6 356 € 54.000
[M]
[c-straat] 10 1989 340 300 6/6 356 € 54.000
[M]
Bijgebouw Waarde WOZ-waarde
[a-straat] 129 Garage vrijstaand met kap 24 m2 € 24.000 €180.000 [Z]
[b-straat] 13 Garage aangebouwd met kap, 29m2 € 17.400
[L] Tuinhuisje 2x € 3.000 € 186.000
[c-straat] 12 Garage aangebouwd platdak, 21 m2 € 10.500 € 166.000
[M]
[c-straat] 10 Inpandige garage 21 m2 € 10.500
tuinhuisje € 2.000
Aanbouw woonruimte € 23.000 € 191.000
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op een te hoog bedrag heeft vastgesteld
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend. Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet aannemelijk heeft gemaakt. Belanghebbende voert hiertoe onder meer aan dat een deel van het perceel zonder zijn toestemming daartoe wordt gebruikt door de buren, dat de toegang tot het perceel wordt belemmerd door een elektriciteitskast, en dat de woningen waarmee de onroerende zaak is vergeleken beter zijn gelegen.
De heffingsambtenaar heeft zich ter zitting in hoger beroep nader op het standpunt gesteld dat de vastgestelde waarde dient te worden verlaagd.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de heffingsambtenaar ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de vastgestelde waarde van de onroerende zaak tot € 153.000.
De heffingsambtenaar concludeert in hoger beroep eveneens tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vermindering van de waarde tot € 170.000.