Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-05-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3919, 13/00561
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-05-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3919, 13/00561
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 mei 2014
- Datum publicatie
- 23 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:3919
- Zaaknummer
- 13/00561
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Bron van inkomen? Objectieve voordeelsverwachting? Ambulante handel en advies.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
nummer 13/00561
uitspraakdatum: 13 mei 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 21 maart 2013, nummer AWB 12/4977, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.947. Daarnaast is bij beschikking een bedrag van € 360 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 28 augustus 2012 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem. De rechtbank Oost-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft, als rechtsopvolger van de rechtbank Arnhem, het beroep bij uitspraak van 21 maart 2013 gegrond verklaard, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.741 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, [A] (de echtgenote van belanghebbende) en mr. [B] als gemachtigde van belanghebbende, alsmede [C] en mr. drs. [D] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De feiten
Belanghebbende heeft per 1 november 2007 onder de naam “[E]” een eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De omschrijving van de activiteiten van de eenmanszaak luidt als volgt: juridisch advies en incasso, interventie tussen
MKB met name ambulante handel, mediator bij echtscheidingsprocedures en incasso-opdrachten. De activiteiten met betrekking tot [E] zijn per 27 februari 2008 gestaakt.
Op 13 maart 2008 heeft een bedrijfsbezoek door de Belastingdienst plaatsgevonden. Het doel van het bezoek was het verstrekken van inlichtingen over fiscale regelgeving en het wijzen op de administratieve verplichtingen. Van het bedrijfsbezoek is met dagtekening 17 maart 2008 een rapport opgemaakt. In het rapport is onder meer het volgende opgenomen:
“6 Ondernemerschap
De belastingplichtige is ondernemer voor de omzetbelasting.
Voor de inkomstenbelasting is geen sprake van Winst uit onderneming gezien de omvang van de brutobaten, de bekendheid naar buiten en het niet investeren in bedrijfsmiddelen.
Het resultaat van zijn activiteiten dient aangegeven te worden als “Resultaat uit overige werkzaamheden”.
In de aangifte IB/PVV 2007 heeft belanghebbende geen resultaat uit overige werkzaamheden vermeld. In de aangifte omzetbelasting over 2007 is een bedrag van € 1.035 aan omzet aangegeven.
Belanghebbende heeft in hoger beroep 3 facturen overgelegd met betrekking tot door hem gerealiseerde omzet. Een factuur tot een bedrag van € 4.140 (exclusief omzetbelasting) inzake [F]/gemeente Dinkelland, gedateerd 28 november 2007, een factuur inzake [G]/gemeente Losser tot een bedrag van € 920 (exclusief omzetbelasting) gedateerd 28 november 2007 en een factuur inzake advies notaris [H] tot een bedrag van € 115 (exclusief omzetbelasting) gedateerd 4 december 2007. Bij de laatste 2 facturen is met de hand aangetekend “voldaan 23/12 2007”, respectievelijk “voldaan 28/12 2007”.
In december 2007 heeft belanghebbende [I] als werkneemster in dienst genomen. De arbeidsovereenkomst is bij brief van 14 juli 2008 opgezegd en beëindigd. Bij vonnis van 8 december 2009 is belanghebbende veroordeeld achterstallig salaris te betalen aan [I].
In de aangifte IB/PVV 2008 heeft belanghebbende geen omzet, maar wel een bedrag van € 30.000 aan kosten met betrekking tot resultaat uit overige werkzaamheden in de aangifte opgenomen. De Inspecteur heeft deze kosten niet geaccepteerd, met als reden dat geen sprake is van een bron van inkomen.
Belanghebbende heeft ook voor 2009 geen omzet aangegeven, doch wel een bedrag van negatief € 15.002 als resultaat uit overige werkzaamheden. De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 17 februari 2012 medegedeeld dat hij voornemens is om van de door belanghebbende ingediende aangifte voor het jaar 2009 af te wijken. In deze brief schrijft hij onder meer het volgende:
“Inkomsten uit overige werkzaamheden
Bij de behandeling van uw aangifte inkomstenbelasting (...) 2008 is vastgesteld dat er geen sprake is van een bron van inkomen en dat een negatief resultaat niet meer ten laste van uw inkomen kan worden gebracht. Ik ben dan ook van plan op dit punt van de aangifte af te wijken met € 15.002.”
Het hogerberoepschrift is gedateerd 2 mei 2013 en bij het Hof binnengekomen op 3 mei 2013. Het beroepschrift is opgesteld door [J] (hierna: [J]) en niet ondertekend. Het beroepschrift is op 8 mei 2013 door het Hof aan belanghebbende gezonden met de mededeling.
“Mocht de heer of mevrouw [J] optreden als uw gemachtigde dan willen wij graag een machtiging en een adres van deze persoon ontvangen.”
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag IB/PVV 2009 tot het juiste bedrag is opgelegd, meer in het bijzonder of de activiteiten verricht in verband met [E] een bron van inkomen hebben gevormd.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een bron van inkomen, aangezien nimmer sprake is geweest van een objectieve voordeelsverwachting. Belanghebbende is van mening dat bij de start van de onderneming wel sprake was van een objectieve voordeelsverwachting.
Indien sprake is van een bron van inkomen, is niet in geschil dat in 2009 een bedrag van € 25.364,04 ten laste van het inkomen kan worden gebracht.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.