Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-05-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4031, 12/00002

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-05-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4031, 12/00002

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
20 mei 2014
Datum publicatie
23 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:4031
Zaaknummer
12/00002

Inhoudsindicatie

In geschil is of de bestreden legesnota moet worden vernietigd. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vragen of de Legesverordening onverbindend is wegens strijd met het bepaalde in artikel 229b van de Gemeentewet (de zogenoemde “opbrengstlimiet”) en, indien de deze vraag ontkennend zou moeten worden beantwoord, of de Legesverordening grondslag biedt voor het heffen van de in rekening gebrachte leges.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer: 12/00002

uitspraakdatum: 20 mei 2014

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 29 november 2011, nummer AWB 10/1320, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente De Friese meren, voorheen: gemeente Boarnsterhim (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een nota bouwleges gestuurd van in totaal € 65.554,42 ter zake van het in behandeling nemen van een bouwvergunning in het jaar 2009 (hierna: de legesnota).

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de legesnota gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 29 november 2011 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Per 1 januari 2014 is de gemeente Boarnsterhim niet langer een zelfstandige gemeente, maar is zij opgegaan in de gemeente Leeuwarden, welke gemeente haar rechtsopvolgster onder algemene titel is. De onderhavige zaak is voortgezet door de heffingsambtenaar van de gemeente De Friese Meren.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B], de directeur van belanghebbende, alsmede mr. [C], namens de heffingsambtenaar.

1.8

Partijen hebben een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Op 7 juni 2006 is namens belanghebbende een aanvraag ingediend voor een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van 33 recreatiewoningen op het perceel, plaatselijk bekend als [a-straat] te [L]. Het project is plaatselijk bekend als “[D]”. In de aanvraag is namens belanghebbende als aanneemsom of raming van de kosten (exclusief btw) een bedrag van € 3.000.000 opgegeven.

2.2

Bij besluit van 16 oktober 2009 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Boarnsterhim (hierna: het college) de gevraagde vergunning verleend.

2.3

Bij besluit van 3 november 2009 heeft de heffingsambtenaar belanghebbende op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2006 (hierna: de Legesverordening) een nota bouwleges opgelegd van € 65.554,41.

2.4

De Rechtbank heeft de mondelinge behandeling van de zaak in eerste aanleg aangehouden ten einde de heffingsambtenaar in de gelegenheid te stellen inzicht te geven in de geraamde baten van de door de gemeente in het jaar 2006 geheven leges en de geraamde 'lasten ter zake'. Bij brief van 1 juli 2011 aan de Rechtbank heeft de heffingsambtenaar een overzicht van de exploitatie over 2006 bijgevoegd.

2.5

Nadat belanghebbende in hoger beroep bij het Hof was gekomen en partijen waren uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van de zaak op 27 september 2013, heeft de heffingsambtenaar bij schrijven van 12 september 2013 de “Financiële info betreffende Categorische opbouw producten”, als onderdeel van de gemeentebegroting voor het jaar 2006 op 8 november 2005 vastgesteld door de Raad van de gemeente Boarnsterhim, overgelegd.

2.6

Nadat het Hof de mondelinge behandeling van het hoger beroep om die reden had verdaagd, heeft de heffingsambtenaar bij schrijven van 14 oktober 2013 een nadere toelichting gegeven op de hiervoor – onder 2.5 – overgelegde stukken.

2.7

Belanghebbende heeft hierop gereageerd bij brief van 27 november 2013.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de bestreden legesnota moet worden vernietigd. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vragen of de Legesverordening onverbindend is wegens strijd met het bepaalde in artikel 229b van de Gemeentewet (de zogenoemde “opbrengstlimiet”) en, indien de deze vraag ontkennend zou moeten worden beantwoord, of de Legesverordening grondslag biedt voor het heffen van de in rekening gebrachte leges.

3.2

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend. Zij concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de bestreden legesnota.

3.3

De heffingsambtenaar is de tegengestelde mening toegedaan. Hij concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing