Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:415, 13/00491, 13/00492 en 13/00493

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:415, 13/00491, 13/00492 en 13/00493

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 januari 2014
Datum publicatie
31 januari 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:415
Zaaknummer
13/00491, 13/00492 en 13/00493

Inhoudsindicatie

Bron van inkomen ? Schapenhouderij met jarenlang verlies. Zakelijkheid winstverdeling. Vertrouwensbeginsel.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 13/00491, 13/00492 en 13/00493

uitspraakdatum: 21 januari 2014

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost/kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 5 maart 2013, nummers AWB 12/3265, 12/3267 en 12/3268 in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 276.369 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 154.820. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 8.689.

1.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 197.759. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 7.516.

1.3

Aan belanghebbende is voorts voor het jaar 2009 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 240.016. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 5.802.

1.4

Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar genoemde aanslagen en de daarbij genomen heffingsrentebeschikkingen gehandhaafd.

1.5

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Oost-Nederland (thans de rechtbank Gelderland, hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 5 maart 2013 gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslagen alsmede de daarbij genomen heffingsrentebeschikkingen verminderd overeenkomstig hetgeen de Rechtbank heeft geoordeeld in onderdeel 4.19 van haar uitspraak. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld in de vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten ten bedrage van € 1.414 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.

1.6

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep van de Inspecteur beantwoord.

1.7

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.8

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, en mr. [A], als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door [C], [D] en [E].

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is directeur-grootaandeelhouder van een handelsonderneming in zacht fruit.

2.2

Aan de echtgenote van belanghebbende is bij notariële akte van 26 april 2005 een woonboerderij geleverd. De koopsom bedroeg € 537.500. Belanghebbende en zijn echtgenote zijn per 26 april 2005 een maatschap aangegaan met als doel het gezamenlijk voor gemeenschappelijke rekening en risico exploiteren van een agrarisch bedrijf (biologische veehouderij) in de ruimste zin des woords. In de maatschapsakte is onder andere opgenomen dat belanghebbende en zijn echtgenote beiden arbeid, kennis, vlijt en relaties inbrengen in de maatschap. De echtgenote brengt daarnaast ook haar woonboerderij in. Met betrekking tot de winstverdeling is het volgende opgenomen (waarin met “maat sub 1” belanghebbende wordt bedoeld en met “maat sub 2” zijn echtgenote):

Artikel 9 Winstverdeling

9.1

De in enig boekjaar door de maatschap (=als geheel) gemaakte winst of het hierin geleden verlies (…) wordt door alle maten genoten, onderscheidenlijk gedragen op basis van het hierna bepaalde.

Van de (…) vastgestelde winst wordt in eerste instantie aan alle maten de vergoeding over ieders geïnvesteerde kapitaal, (…) uitgekeerd, dan wel door hen voldaan.

Vervolgens kan in onderling overleg aan één of meerdere maten een arbeidsvergoeding worden toegekend die afhankelijk is dan de geleverde arbeidsprestatie.

De resterende winst c.q. het verlies wordt verdeeld op basis van:

- maat sub 1: 50%;

- maat sub 2: 50%,

-

- met dien verstande dat de eventuele verliezen gedurende de opstartperiode, welke duurt tot en met 31 december 2009, voor 100% ten laste van maat sub 1 komen. (…)”

2.3

[E] (hierna: de controlerend ambtenaar) heeft namens de Inspecteur op 7 augustus 2008 een boekenonderzoek bij de maatschap ingesteld. Daarbij is onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV voor de jaren 2005 en 2006 onderzocht. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het op 26 september 2008 opgemaakte rapport boekenonderzoek. Daarin is onder andere het volgende opgenomen:

Bedrijfsactiviteiten

De ondernemingsactiviteit bestaat uit de exploitatie van een schapenfokkerij.

(…)

Winstberekening

In 2005 is de familie [X] verhuisd (…). De rekening van de verhuizing is geboekt als

zakelijke kosten in de maatschap. De verhuizing betreft echter een privé aangelegenheid. Er

dient een bedrag van € 2.018 gecorrigeerd te worden. Gezien de verliezen kan deze correctie

meegenomen worden in de nog in te dienen aangiften inkomstenbelasting over het jaar

2007.”

2.4

Op de verhuiskosten na, heeft de Inspecteur de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2005 en 2006 opgelegd overeenkomstig de ingediende aangiften van belanghebbende, waarin 100% van de verliezen uit de schapen- en paardenhouderij zijn aangegeven.

2.5

Belanghebbende heeft in de jaren 2007 tot en met 2009 inkomsten uit dienstbetrekking genoten van respectievelijk € 299.006, € 214.988 en € 263.707. Zijn echtgenote heeft in die jaren geen inkomsten uit tegenwoordige arbeid genoten. Blijkens de jaarrekeningen over de jaren 2006 tot en met 2009 heeft de maatschap verliezen geleden van onderscheidenlijk € 67.749 (2006), € 68.328 (2007), € 97.726 (2008) en € 135.322 (2009) en hebben de maten in de jaren 2007 tot en met 2009 in totaal voor € 626.778 aan kapitaalstortingen gedaan. De omzet met betrekking tot de schapen bedroeg respectievelijk € 3.292 (2007), € 4.984 (2008) en € 9.744 (2009). In het kader van de winstverdeling van de maatschap is aan de echtgenote ieder jaar een arbeidsbeloning van € 30.000 toegekend.

2.6

Belanghebbende heeft voor de jaren 2007 tot en met 2009 de volgende aangiften IB/PVV ingediend:

 voor het jaar 2007 een aangifte IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 179.283;

 voor het jaar 2008 een aangifte IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.245;

 voor het jaar 2009 een aangifte IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 72.017.

Daarbij heeft hij de verliezen van de maatschap volledig als (negatieve) winst uit onderneming in aanmerking genomen.

2.7

Op 23 maart 2011 heeft [C] namens de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij de maatschap. Daarbij is onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV voor de jaren 2007 tot en met 2009 onderzocht. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport boekenonderzoek, gedateerd 17 oktober 2011. In dit rapport is onder andere het volgende opgenomen:

“De resultaten volgens de jaarrekening bedragen:

2006 € -/- 67.749

2007 € -/- 68.328

2008 € -/- 97.726

2009 € -/- 135.322

In verband met de financieringsbehoefte is door/namens de heer en mevrouw [X] een

financiële prognose gemaakt.

In deze prognose is geen rekening gehouden met de financieringskosten. Deze behoren

natuurlijk wel deel uit te maken van de resultaatopstelling. Op de balans per 31-12-2009 staat

een schuld vermeld van € 1.265.639. Uitgaande van een rente van 4%, bedraagt de

verschuldigde rente minimaal € 50.000.

Het resultaat volgens Financieringskosten, Resultaatprognose

de prognose bedraagt: minimaal: moet zijn:

2010 € -/- 69.848 € -/- 50.000 € -/- 119.848

2011 € -/- 49.311 € -/- 50.000 € -/- 99.311

2012 € -/- 32.773 € -/- 50.000 € -/- 82.773

2013 € -/- 16.236 € -/- 50.000 € -/- 66.236

2014 € -/- 10.507 € -/- 50.000 € -/- 60.507

2015 € 3.089 € -/- 50.000 € -/- 46.911

Opgeteld geeft dat over de jaren 2006 tot en met 2015 in totaal een verlies van € -/- 844.711. Geen enkel jaar geeft een positief resultaat te zien.

Conclusie

Mijn conclusie is dat er geen duurzame winstverwachting is.

De activiteiten van de maatschap vormen geen bron van inkomen.

Dit houdt in dat de bedragen welke in de gecontroleerde jaren als winst uit onderneming in de aangiften zijn verwerkt zullen moeten komen te vervallen.

Met ingang van 1-1-2007 is er fiscaal geen sprake meer van een onderneming.

Met de resultaten zal bij de vaststelling van het inkomen over de gecontroleerde jaren geen rekening worden gehouden.”

(…)

Winst

Als gevolg van het gestelde in hoofdstuk 3 van dit rapport komt de belastbare winst te

vervallen.

(…)

Doordat per 1-1-2007 fiscaal geen sprake meer is van een onderneming, is een

desinvesteringsbijtelling verschuldigd over de vervreemdingsprijs van de goederen waarover

eerder (in 2005 en 2006) investeringsaftrek is genoten.

(…)

Eigen woning

Eén van de gevolgen van het niet als bron accepteren van de activiteiten is dat er geen sprake

is van ondernemingsvermogen. (…) Daardoor valt de woning (…) onder de

eigenwoning-regeling.

(…)

Vast te stellen box 1 inkomen

2007 2008 2009

Box 1 inkomen volgens aangifte € 179.283 € 67.245 € 72.017

Winstcorrectie € 112.480 € 147.743 € 191.690

Desinvesteringsbijtelling € 1.962

Correctie inkomsten uit eigen woning € -/- 17.356 € -/- 17.229 € -/- 23.691

Gecorrigeerd box 1 inkomen € 276.369 € 197.759 € 240.016”

2.8

De activiteiten met betrekking tot de paardenhouderij, zijn met ingang van 2011 gestaakt.

2.9

Het (verwachte) aantal schapen in belanghebbendes schapenhouderij bedraagt:

In het jaar 2005: 12 stuks,

In het jaar 2007: 80 stuks,

In het jaar 2008: 120 stuks,

In het jaar 2009: 197 stuks,

In het jaar 2010: 335 stuks,

In het jaar 2011: 490 stuks,

In het jaar 2012: 522 stuks,

In het jaar 2014: 650 stuks en

In het jaar 2015: meer dan 1.000 stuks.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is het antwoord op de vraag of de exploitatie van de schapen- en paardenhouderij in de onderhavige jaren een bron van inkomen vormt. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord is in geschil of de op basis van de maatschapsakte gemaakte winstverdeling, waarbij belanghebbende in de periode 2005 tot en met 2009 100% van de gemaakte verliezen krijgt toebedeeld, onzakelijk is. Voorts is in geschil of de Inspecteur bij belanghebbende het in rechte te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat de schapen- en paardenhouderij als een bron van inkomen aangemerkt dient te worden en dat de overeengekomen winstverdeling als zakelijk kan worden bestempeld.

3.2

De Inspecteur is van mening dat, gelet op de geleden verliezen, de schapen- en paardenhouderij voor belanghebbende geen bron van inkomen vormt. Ook is hij van mening dat er geen vertrouwen is gewekt dat deze activiteiten als een bron van inkomen zouden worden aangemerkt, danwel dat de gekozen winstverdeling zakelijk is.

3.3

Belanghebbende is de tegenovergestelde mening toegedaan.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en die van de Inspecteur voor zover deze betrekking hebben op de vermindering van de aanslagen en de heffingsrentebeschikkingen en tot vermindering van de aanslagen en de heffingsrentebeschikkingen conform de door belanghebbende ingediende aangiften. Voorts verzoekt belanghebbende om de Inspecteur te veroordelen in de door hem gemaakte proceskosten.

3.6

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van de tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing