Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-05-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4218, 13/00037
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-05-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4218, 13/00037
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 20 mei 2014
- Datum publicatie
- 30 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:4218
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBARN:2012:BY5754, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 13/00037
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling.tijdens erfpachtperiode. Verhouding jaarwinstbepaling en totaalwinst. Toepassing Fagoed-arrest.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
Nummer 13/00037
uitspraakdatum: 20 mei 2014
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)
en het incidentele hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 11 december 2012, nummer AWB 12/956,
in het geding tussen de Inspecteur en belanghebbende
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.772 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 763. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 356.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 11 december 2012 gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.947 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 763 en de in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft in haar verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep van belanghebbende beantwoord.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A], als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr. [B] en [C], alsmede [D] namens de Inspecteur, bijgestaan door [E] en mr. [F].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende drijft in maatschapsverband samen met haar twee zonen een melkveehouderij. De echtgenoot van belanghebbende maakte tot zijn overlijden op 10 maart 2002 eveneens deel uit van de maatschap. Zijn aandeel in het vermogen van de maatschap en in het buitenvennootschappelijk vermogen is met toepassing van artikel 3.62 van de Wet IB 2001 doorgeschoven naar belanghebbende.
Bij akte van levering en uitgifte in erfpacht van 23 maart 2000 heeft belanghebbende samen met haar echtgenoot aan [G] NV (hierna: [G]) 7.75.30 hectare landbouwgrond in eigendom overgedragen, onder voorbehoud van een recht van erfpacht op die grond voor de duur van 26 jaar. De koopsom bedroeg ƒ 40.500 (€ 18.400) per hectare, in totaal ƒ 313.996,50. Dat was 70% van de vrije waarde van de volle eigendom, vrij van gebruiksrecht onder enige titel. De erfpachtcanon bedroeg ƒ 9.704,25 per jaar en werd jaarlijks geïndexeerd.
De akte van 23 maart 2000 bepaalt – voor zover hier van belang – onder meer:
“(…)
Artikel 8
1. (…)
2. Slechts na voorafgaande schriftelijk toestemming van de grondeigenaar – aan welke toestemming voorwaarden kunnen worden verbonden – is het de erfpachter toegestaan:
a. het erfpachtrecht of enig deel daarvan te vervreemden, onverminderd het hierna lid 7 van dit artikel vermelde voorkeursrecht tot koop voor grondeigenaar (…)
(…)
7. Ten einde de grondeigenaar de gelegenheid te bieden zijn landbouwbedrijf in zijn totaliteit bij elkaar te houden, verleent de erfpachter aan de grondeigenaar een voorkeursrecht tot koop van het onderhavige erfpachtrecht, (…)
Indien de grondeigenaar van zijn voorkeursrecht gebruik wil maken, wordt de koopsom in onderling overleg tussen partijen vastgesteld en bij gebreke van overeenstemming daaromtrent door drie deskundigen (…)
(…)
Artikel 23
Na ommekomst van de erfpachttermijn heeft de erfpachter het recht de erfpachtzaak terug te kopen. De koopsom van de erfpachtzaak wordt bepaald door de canon, welke per jaar verschuldigd zou zijn na de herziening per de datum waarop de erfpachter gebruik maakt van het recht van wederinkoop, te vermenigvuldigen met een factor, waarvan de teller bestaat uit honderd (100) en de noemer gevormd wordt door het canonpercentage ad twee en vijfennegentig honderdste procent (2,95%). Indien de dan berekende koopprijs de waarde overtreft van het registergoed, vrij van gebruiksrecht onder enige titel, dan wordt de koopprijs vastgesteld op deze vrije waarde. De kosten van overdracht en levering van deze terugkoop, waaronder overdrachtsbelasting en notariskosten en kadastraal recht zijn voor rekening van de kopende partij. (…)”
Belanghebbende heeft, overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad van 10 april 1996, nr. 30 637, LJN BI5514, BNB 1996/274 (hierna: het Fagoed-arrest), ervoor gekozen in haar fiscale jaarrekeningen de overdracht van de grond aan [G] te negeren en de van [G] ontvangen gelden als geïndexeerde geldschuld aan te merken. De schuld is jaarlijks verhoogd met een indexatie, welk ten laste van de winst is gebracht. De boekwaarde van de grond is ongewijzigd op de balans blijven staan. Er is geen bedrag geactiveerd voor de verwerving van het voorbehouden recht van erfpacht.
Door in 2000 onvoorziene omstandigheden werden, bij akte van levering van 4 december 2007, door belanghebbende en [H] NV (hierna: [H]), als rechtsopvolger van [G], respectievelijk het recht van erfpacht en de blote eigendom van één hectare van voornoemde 7.75.30 hectare landbouwgrond geleverd aan een derde voor een bedrag van in totaal € 75.000. De boekwaarde van deze hectare landbouwgrond bedroeg op dat moment € 12.362. Belanghebbende en [H] zijn overeengekomen dat van de koopsom een bedrag van € 25.125 aan belanghebbende toekomt en een bedrag van € 49.875 aan [H].
In de akte van levering van 4 december 2007 is – onder meer – het volgende opgenomen:
“Heden vier december tweeduizend zeven, verschenen voor mij (…)
-
(…) [H] N.V. (…)
-
[belanghebbende] (…)
[H] N.V. en de comparante sub 2, hierna tezamen ook te noemen: verkoper
3. a. de heer [I] (…)
b. mevrouw [J] (…)
hierna tezamen te noemen: koper
(…)
Levering – omschrijving objecten – koopprijzen
A. [H] N.V. voornoemd heeft blijkens een met koper gesloten koopovereenkomst aan koper verkocht en levert op grond daarvan bij deze in eigendom aan koper, die ingevolge deze koopovereenkomst van [H] N.V. heeft gekocht en bij deze in eigendom aanvaardt (…):
= de eigendom, belast met na te melden recht van erfpacht, van een perceel
= grond aan de [a-straat] te [L], kadastraal bekend als gemeente
= [L] sectie W nummer [000], groot één hectare;
zulks voor een koopprijs van NEGENENVEERTIG DUIZEND ACHTHONDERD-VIJFENZEVENTIG EURO (€ 49.875,00).
De comparante sub 2 heeft blijkens een met koper gesloten koopovereenkomst aan koper verkocht en levert op grond daarvan bij deze in eigendom aan koper, die ingevolge deze koopovereenkomst van de comparante sub 2 heeft gekocht en bij deze in eigendom aanvaardt (…):
= het recht van erfpacht met betrekking tot het sub A gemeld registergoed;
zulks voor de koopprijs van VIJFENTWINTIG DUIZEND ÉÉNHONDERDVIJFEN- TWINTIG EURO (€ 25.125,00) “
De waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming (hierna: WEVAB) van de verkochte hectare grond (in volle eigendom) is met € 8.700 gestegen van € 26.300 op 23 maart 2000 tot € 35.000 op 4 december 2007.
De WEVAB van het erfpachtrecht is met € 3.825 gestegen van € 7.900 op 23 maart 2000 (30% van de volle waarde) tot € 11.725 op 4 december 2007.
Belanghebbende heeft de transacties als volgt in haar aangifte over het jaar 2007 verwerkt (in €):
Volledige opbrengst verkoop één hectare grond |
€ 75.000 |
Boekwaarde |
-12.362 |
Boekwinst |
62.638 |
Vrijstelling i.v.m. stijging WEVAB volle eigendom tot 23-03-2000 |
-13.938 |
Vrijstelling i.v.m. stijging WEVAB volle eigendom 23-03-2000 tot 04-12-2007 |
-8.700 |
Belaste bestemmingswijzigingswinst |
40.000 |
Stand geïndexeerde lening 04-12-2007 |
21.689 |
Aflossing lening aan [H] |
49.875 |
Aftrekbaar verlies |
-28.186 |
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2007 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.072 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 763. Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2007 heeft de Inspecteur de landbouwvrijstelling met voornoemd bedrag van € 8.700 gecorrigeerd en een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.772 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 763.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de landbouwvrijstelling tijdens de erfpachtperiode toegepast op de stijging van de WEVAB van het erfpachtrecht ad € 3.825 en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.947 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 763 en de in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is of de aanslag IB/PVV 2007 terecht en tot een juist bedrag is opgelegd. In het bijzonder is in geschil of en zo ja tot welk bedrag, belanghebbende recht heeft op toepassing van de landbouwvrijstelling tijdens de periode van erfpacht.
De Inspecteur bepleit dat, nu belanghebbende in overeenstemming met de uitwerking van het Fagoedarrest, ervoor heeft gekozen in haar fiscale jaarrekeningen de overdracht van de grond aan [G] te negeren en de volle eigendom van de landbouwgronden op haar balans is blijven activeren, zij in het geheel geen recht meer heeft op toepassing van de landbouwvrijstelling op de betreffende gronden gedurende de erfpachtperiode, en dat derhalve het bedrag van € 8.700 in 2007 terecht tot de belastbare winst van belanghebbende is gerekend.
Belanghebbende bepleit daarentegen dat zij recht heeft op vrijstelling van de volledige waardestijging van de WEVAB van de grond tijdens de erfpachtperiode, tot een bedrag van € 8.700.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot ongegrondverklaring van het beroep bij de Rechtbank.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vaststelling van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.072 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 763.