Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4291, 13/00640
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4291, 13/00640
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 juni 2014
- Datum publicatie
- 6 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:4291
- Zaaknummer
- 13/00640
Inhoudsindicatie
In geschil is of de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2011 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer 13/00640
uitspraakdatum: 3 juni 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 mei 2013, nummer AWB LEE 12/2404, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Leeuwarden (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 89 te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2011, voor het jaar 2012 vastgesteld op € 177.000.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de waarde verminderd tot € 172.000.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 7 mei 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede namens de heffingsambtenaar [A].
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
2. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een omstreeks 1966 gebouwde woning van het type twee-onder-een-kap met aangebouwde woonruimte en berging. De woning heeft een inhoud, exclusief de aanbouw, van circa 300 m³ en is gelegen op een perceel van ongeveer 268 m².
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2011 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt voormelde vraag bevestigend. Belanghebbende stelt hiertoe onder meer dat de gehanteerde referentieobjecten niet goed vergelijkbaar zijn en dat de waarde te hoog is in vergelijking tot het waarde niveau in 2008. Belanghebbende heeft ter zitting geconcludeerd tot een waarde van € 158.000.
De heffingsambtenaar beantwoordt voormelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Partijen hebben voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken en door hen is verklaard ter zitting.