Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4695, 13/00867
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4695, 13/00867
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 juni 2014
- Datum publicatie
- 16 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:4695
- Zaaknummer
- 13/00867
Inhoudsindicatie
In hoger beroep is in geschil of de aanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd. In het bijzonder is in geschil of de eerder met de Kerkeraad gemaakte afspraken met belanghebbende aan heffing van rechten door de heffingsambtenaar in de weg staan. Voorts is in geschil of aan de tarieven, opgenomen in de Tarieventabel 2011 (hierna: de Tarieventabel) behorende bij de Verordening op de heffing en de invordering van Lijkbezorgingsrechten 2011 van de gemeente Smallingerland (hierna: de Verordening) verbindende kracht moet worden ontzegd omdat:
a. het onredelijk is om voor een langere periode dan een jaar te heffen,
b. de tarieven te hoog zijn voor de verrichte diensten,
c. de tarieven te hoog zijn in vergelijking met door andere gemeenten gehanteerde tarieven.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer: 13/00867
Uitspraakdatum: 11 juni 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met het nummer AWB LEE 12/1542 van de rechtbank Noord-Nederland van 27 juni 2013 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Smallingerland,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 16 februari 2011 een aanslag (factuur) opgelegd ten bedrage van € 2.493,15 met als omschrijving: ‘begraafrechten’.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep aangetekend. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2014 te Leeuwarden. Aldaar zijn verschenen belanghebbendes zoon [A] als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B]. Voorts zijn verschenen de heffingsambtenaar [C], bijgestaan door [D], [E] en [F]. Het van de zitting opgemaakte proces-verbaal is aan deze uitspraak gehecht.
2 Feiten
Op 25 oktober 1993 is aan belanghebbende en aan haar wijlen echtgenoot [G], ieder voor zich, blijkens twee tot de stukken van het geding behorende overeenkomsten, door de [H] te [L] (hierna: de Kerkeraad) het uitsluitend recht voor onbepaalde tijd verleend tot het doen begraven van lijken in de graven perk 6, nummers 18 en 19, op de begraafplaats aldaar. Belanghebbende en wijlen haar echtgenoot hebben hiervoor ieder fl. 250 betaald.
Het onder 2.1 vermelde recht is, blijkens de op 25 oktober 1993 gedateerde overeenkomst, verkregen onder de voorwaarde “dat hij (zij) of zijn (haar) rechtverkrijgenden, zoover toepasselijk, onderworpen is aan de bepalingen geldende op de inrichting en het gebruik van voormelde begraafplaats, gelijk mede aan de voorschriften der Wet van 10 april 1869 (Staatsblad no.65) , zoals die thans bestaan of later mochten worden gewijzigd (..).”
De onder 2.1 genoemde begraafplaats vormt, samen met een kerkgebouw en een pastorie, het complex “[I]” (hierna: het complex). In 1997 heeft de Stichting [J] (hierna: de Stichting) het complex overgenomen van de Kerkeraad. Op 19 augustus 2004 is de gemeente Smallingerland eigenaar geworden van het complex. Hierbij is bij overeenkomst van 12 juli 2004 tussen de gemeente Smallingerland en de Stichting het volgende overeengekomen:
“Overeenkomst behorende bij de akte van levering [J] en gemeente Smallingerland
Partijen verklaren hierbij ten aanzien van de begraafplaats het volgende te zijn overeengekomen.:
-
De begraafplaats komt met ingang van de levering te vallen onder de regelgeving van de Beheersverordening Begraafplaatsen Smallingerland;
-
Het beleid en beheer van de begraafplaats wordt met ingang van datum van de akte van levering bepaald door de gemeente Smallingerland;
-
Volgens de overzichtstekening bevinden zich op de begraafplaats 186 graven;
-
Volgens de tekening zijn 36 van deze graven reeds in gebruik;
-
Bij 36 graven is een potloodaantekening gesteld betreffende reservering door derden; deze reservering is geschied door de vorige eigenaar. Door [J] zijn hiervoor geen nadere afspraken gesteld over termijn, huur- en onderhoudskosten;
-
Deze reservering bevat 8 graven gereserveerd door [J] zelf. Deze reservering bevat tevens een graf (…)
-
De gegevens zijn vermeld in het grafregister, dat op het moment van levering ter beschikking van de gemeente zal worden gesteld, waarbij [J] de volledige basisgegevens zal leveren ten aanzien van de begravene, de rechthebbende en de periode van huur, en een eventueel aanwezig monument. (…)
-
De gegevens van rechthebbenden op de huidige graven zullen voor zover bekend bij [J] aan de gemeente Smallingerland worden overgedragen. Bij reservering voor onbepaalde tijd zal de vigerende Beheersverordening van toepassing zijn;
-
Bij inhuur voor bepaalde tijd, zal bij verlenging het geldende tarief moeten worden voldaan conform de Verordening Lijksbezorgingsrechten;
-
Voor de als gereserveerd aangemerkte graven, zal de gemeente Smallingerland als nieuwe eigenaar, tot het moment van de ingebruikneming van de graven, onderhoudskosten in rekening brengen aan de rechthebbende, conform de Verordening Lijkbezorgingsrechten;
-
(…)”.
De gemeente Smallingerland heeft op 10 september 2004 een oproep geplaatst in regionale dagbladen en in de Drachtster Courant, waarbij de onder 2.3 bedoelde rechthebbenden werd verzocht zich te melden. Belanghebbende heeft hierop niet gereageerd.
De beide onder 2.3 bedoelde overdrachten zijn niet op andere wijze aan belanghebbende ter kennis gebracht.
Na het overlijden van [G] voornoemd, is door de gemeente Smallingerland bij akte van 8 februari 2011 aan belanghebbende het recht verleend om met ingang van 19 januari 2011 tot 25 oktober 2033 het stoffelijk overschot te doen begraven of begraven te houden in het onder 2.1 genoemde graf met nummer 19 op de begraafplaats “[I]” behorend tot het Complex.
Van belanghebbende zijn vervolgens bij de in 1.1 genoemde factuur de volgende lijkbezorgingsrechten geheven:
- plaatsingsrecht gedenkteken € 62,00
- begraafrecht € 266,00
- onderhoud dubbelgraf € 2.165,15
De heffingsambtenaar is bij het vaststellen van de hoogte van de lijkbezorgingsrechten uitgegaan van een huur- en onderhoudsperiode van 20 jaar en heeft daarvan 65% van het tarief in rekening gebracht.
3 Geschil en standpunten van partijen
In hoger beroep is in geschil of de aanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd. In het bijzonder is in geschil of de eerder met de Kerkeraad gemaakte afspraken met belanghebbende aan heffing van rechten door de heffingsambtenaar in de weg staan. Voorts is in geschil of aan de tarieven, opgenomen in de Tarieventabel 2011 (hierna: de Tarieventabel) behorende bij de Verordening op de heffing en de invordering van Lijkbezorgingsrechten 2011 van de gemeente Smallingerland (hierna: de Verordening) verbindende kracht moet worden ontzegd omdat:
a. het onredelijk is om voor een langere periode dan een jaar te heffen,
b. de tarieven te hoog zijn voor de verrichte diensten,
c. de tarieven te hoog zijn in vergelijking met door andere gemeenten gehanteerde tarieven.
Belanghebbende beantwoordt de vraag of de aanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd ontkennend en concludeert, zo begrijpt het Hof, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de aanslag.
De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.