Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4698, 13/00661
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4698, 13/00661
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 juni 2014
- Datum publicatie
- 16 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:4698
- Zaaknummer
- 13/00661
Inhoudsindicatie
In geschil is of de Inspecteur terecht belanghebbendes onderhavige bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2006 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Voor het geval het Hof belanghebbendes stelling volgt en hem ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar, is tussen partijen voor het Hof in geschil, met toepassing van artikel 8:41a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), of de Inspecteur terecht de aanslag IB/PVV 2006 niet heeft verminderd door geen achterwaartse verliesverrekening ter zake van de aanslag IB/PVV 2009 toe te passen. Voorts is in geschil of de Rechtbank terecht belanghebbendes verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 13/00661
uitspraakdatum: 11 juni 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 18 juni 2013, nummer AWB LEE 12/1558, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 19 maart 2009 voor het jaar 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (IB/PVV), strekkende tot betaling van het bedrag van € 2.255, opgelegd. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 266.
Op de als bezwaarschrift aangemerkte brief met dagtekening 12 april 2012 van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 15 juni 2012 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 18 juni 2013 ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft, gelijktijdig met het onderzoek ter zitting in de zaak van belanghebbende, geregistreerd onder nummer 13/00662, plaatsgevonden op 11 maart 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en [A] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [B].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft eerder bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2006. Dit bezwaar is ingekomen op 6 augustus 2009. De Inspecteur heeft op 6 augustus 2009 uitspraak gedaan op dit bezwaar.
De door de Inspecteur als bezwaar aangemerkte brief van belanghebbende van 12 april 2012 luidt als volgt:
‘Ik maak bezwaar tegen de aanslag LJN IB2006 en verzoek u rekening te houden met het verrekenbaar verlies uit onderneming van 2009 bij het opnieuw vaststellen van de aanslag LJN IB2006.”
Ter zitting van de rechtbank heeft belanghebbende onder meer verklaard:
´(…) Ik wil het verlies uit onderneming van 2009 verrekenen met 2006. Mijn brief van 12 april 2012 is geen bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2006. Ik wil een verliesverrekeningsbeschikking. (…)”.
In de motivering van het hoger beroep van 22 juni 2013 van belanghebbende schrijft hij: “(…) Ik betwist nadrukkelijk ter zitting te hebben verklaard dat ik geen bezwaar heb willen indienen tegen de aanslag LJN IB2006/PVV 2006. Ik heb juist wel bezwaar ingediend tegen de aanslag LJN ib2006. De rechtbank heeft ten onrechte het beroep niet beschouwd als zijnde ook gericht tegen de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB/PVV 2006 en heeft en onrechte een inhoudelijk beoordeling van de uitspraak op bezwaar achterwege gelaten waarmee de staat der nederlanden als partij zijnde een onrechtmatige daad jegens de belanghebbende pleegt (…)”.
In de brief van belanghebbende van 5 september 2013 staat, waar het Hof “verweerder” heeft vervangen door “de Inspecteur”:
(…) [X] heeft beoogt met de brief van 12 april 2012 een verliesverrekening te verkrijgen gelet op het verlies uit onderneming wat hij heeft over de LJN IB2009 wat blijkt uit zijn cijfers overgelegd bij de aangifte. Voorts om verrekening van de overige hier in opgenomen verliezen met het jaar 2006 en 2005. (…)
Ook het niet afgeven van een verliesbeschikking terwijl er om is verzocht is een onrechtmatige daad jegens de belanghebbende en hierdoor is de Inspecteur ingevolge het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht van BW6 aansprakelijk voor de hier uit voorvloeiende schade voor belanghebbende (…)
Maar nogmaals hetgeen de Inspecteur over de uitspraak van 15 juni 2012 zegt is naar het oordeel van [X] en de rechtbank in eerste aanleg niet aan de orde in deze hoger beroepsprocedure welke betrekking heeft op een ander verzoek namelijk het verzoek tot verliesverrekening een verliesbeschikking en dan hebben we het over het verzoek van 12 april 2012. (…)
In het nadere stuk van belanghebbende van 5 februari 2014 in hoger beroep stelt belanghebbende:
(…) De belanghebbende wenst verliesherzieningsbeschkkingen, verliesvaststellingbeschikkingen en daarnaast verliesverrekening (…)”
In de uitspraak op de als bezwaar aangemerkte brief van 12 april 2012 van belanghebbende heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat, zo stelt de Inspecteur, tegen een aanslag niet tweemaal bezwaar kan worden gemaakt.
De aanslag IB/PVV over 2009 is vastgesteld op 7 december 2011. Hierbij zijn geen verlies uit werk en woning en/of ondernemingsverlies bij beschikking vastgesteld.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Inspecteur terecht belanghebbendes onderhavige bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2006 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Voor het geval het Hof belanghebbendes stelling volgt en hem ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar, is tussen partijen voor het Hof in geschil, met toepassing van artikel 8:41a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), of de Inspecteur terecht de aanslag IB/PVV 2006 niet heeft verminderd door geen achterwaartse verliesverrekening ter zake van de aanslag IB/PVV 2009 toe te passen. Voorts is in geschil of de Rechtbank terecht belanghebbendes verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen.
Belanghebbende beantwoordt die vragen ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en tot een vermindering van de aanslag IB/PVV 2006 door achterwaarste verliesverrekening. Ook concludeert belanghebbende tot een schadevergoeding van € 24.631.916.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor - onder 3.1- vermelde vragen bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Van een schadevergoeding kan naar stelling van de Inspecteur geen sprake zijn.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd.