Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-07-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5532, 13/01111

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-07-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5532, 13/01111

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 juli 2014
Datum publicatie
1 augustus 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:5532
Zaaknummer
13/01111

Inhoudsindicatie

Rioolheffing en onroerendezaakbelasting. Aanwijzing belastingplichtige. Genothebbenden krachtens eigendom. Echtscheiding. Civiele procedures tot verdeling. Beleid.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/01111

uitspraakdatum: 8 juli 2014

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 september 2013, nummer AWB 13/1640, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Ede (hierna: de heffingsambtenaar).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 ter zake van de onroerende zaak [a-straat] 32 te [L] een aanslag in de onroerendezaakbelasting opgelegd van € 424,80, alsmede een aanslag in de rioolheffing van € 105,12.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 26 september 2012 de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraken van de heffingsambtenaar in beroep gekomen. Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 24 september 2013 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft bij brief van 31 oktober 2013, ingekomen bij het Hof op 4 november 2013, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2014 te Arnhem. Belanghebbende is daar met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen drs. [A].

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende was van 25 september 1981 tot 6 april 1998 gehuwd. Belanghebbende en zijn ex-echtgenote hebben op 24 maart 1992, ieder voor de onverdeelde helft, de eigendom verkregen van de (echtelijke) woning aan de [a-straat] 32 te [L] (hierna: de woning). Na de echtscheiding is de ex-echtgenote in de woning blijven wonen. Belanghebbende is sinds de echtscheiding elders woonachtig. De ex-echtgenote heeft in september 2009 de woning verlaten.

2.2.

Bij vonnis in kort geding van 8 november 2005 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Arnhem de volgende beslissing uitgesproken:

“De voorzieningenrechter (…)

1. veroordeelt [de ex-echtgenote] mee te werken aan de uitvoering van het bindend advies van 10 december 2004 door:

a. binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan notaris (…) te [L] (…) schriftelijk mee te delen welke makelaar namens [de ex-echtgenote] zal optreden bij de verkoop van de woning aan de [a-straat] 32 te [L], bij gebreke waarvan de notaris bindend een NVM- of LVM makelaar zal benoemen,

b. onbeperkt toegang te verlenen aan de aangewezen/benoemde makelaars tot de woning zodat zij zich een beeld kunnen vormen van de onroerende zaak met het oog op de bepaling van de vraagprijs,

c. binnen twee dagen nadat de twee makelaars de vraagprijs in onderling overleg hebben vastgesteld, de bemiddelingsovereenkomst te tekenen,

d. haar volledige medewerking aan de verkoop van de woning te geven en waar nodig de gelegenheid te geven tot bezichtiging,

e. niet in of rond de woning aanwezig te zijn bij de bezichtiging door (een) aspirant koper(s) en ervoor te zorgen dar hierbij ook de kinderen niet aanwezig zijn,

f. haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning als de beide makelaars schriftelijk hebben verklaard dat het bod, gezien de vraagprijs, redelijk is, door al datgene te doen wat nodig is, waaronder het tekenen van de voorlopige koopakte,

g. mee te werken aan de overdracht van de woning op de door de kopers gewenste termijn, voor zover deze termijn niet is gelegen vóór 1 juli 2006,

h. de woning bij de overdracht aan derden leeg, ontruimd en in goede staat op te leveren en leeg en ontruimd te houden, maar niet vóór 1 juli 2006,

2. Bepaalt dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [de ex-echtgenote] voor elk van de hierboven vermelde rechtshandelingen na ommekomst van de hierboven vermelde termijn,”

2.3.

Bij arrest van 24 april 2007 heeft het gerechtshof te Arnhem voornoemd vonnis bekrachtigd.

2.4.

Bij brief van 19 februari 2009 heeft het hoofd Belastingen van de gemeente Ede het volgende aan belanghebbende geschreven:

“De afdeling Belastingen van de gemeente Ede is bezig met het onderzoeken of de beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige juist worden toegepast.

In de belastingadministratie bent u aangewezen als eigenaar van de [a-straat] 32 te [L]. Uit de gegevens van het Kadaster blijkt dat er twee eigenaren zijn ingeschreven als belanghebbende betreffende het genoemde adres.

In de beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige van de gemeente Ede staat dat degene die binnen de gemeente grenzen woonachtig is als belastingplichtige moet worden aangemerkt voor het eigendom. Bij u is dit niet het geval, de mede-eigenaar woont wel binnen de gemeente grenzen en zal dus volgens de beleidsregels als eigenaar beschouwd moeten worden. Alleen op uw uitdrukkelijke verzoek kunnen wij van die regels afwijken.

Wilt u daarom onderaan deze brief aangeven of u als belastingplichtige aangemerkt wilt worden. U kunt dan deze brief in de retour enveloppe naar de gemeente terug sturen.”

2.5.

Belanghebbende en zijn ex-echtgenote hebben op 30 maart 2010 de woning in eigendom overgedragen aan derden. In de akte van levering is onder meer het volgende vermeld:

“Heden, dertig maart tweeduizend tien,

Verschenen voor mij, mr. (…), notaris te [L]:

1. belanghebbende], wonende te (…) [Z], (…), ongehuwd en niet geregistreerd als partner in de zin van het geregistreerd partnerschap, te dezen handelend:

a. voor zich in privé; en

b. voorzover na te melden rechtshandelingen niet krachtens het vonnis van de Rechtbank Arnhem, sector civiel recht, de dato acht november tweeduizend vijf (zaaknummer 127302/KG ZA 05-321) tezamen met het arrest van het Gerechtshof te Arnhem, vierde civiele kamer, de dato vierentwintig april tweeduizend zeven (rolnummer 2006/00455 KG) op grond van het bepaalde in artikel 3:300 van het burgerlijk Wetboek beschouwd mogen worden als rechterlijke uitspraken welke dezelfde kracht hebben als een in wettige vorm opgemaakte akte, als hierna nader in de considerans nader omschreven, als gevolmachtigde van [de ex-echtgenote], wonende te 6718 VC [L], [a-straat] 32, (…), ongehuwd en niet geregistreerd als partner in de zin van het geregistreerd partnerschap, van welke volmacht blijkt uit:

- een beschikking van de Rechtbank Arnhem, sector civiel recht, de dato zeven juli tweeduizend negen (zaaknummer 185680/KG ZA 09-361);

- een beschikking van de Rechtbank Arnhem, sector civiel recht, de dato vijfentwintig augustus tweeduizend negen (zaaknummer 188899/KG ZA 09-551);

hierna zowel tezamen als ieder afzonderlijk in deze akte genoemd: “verkoper”;

2. (…)

CONSIDERANS

  1. [Belanghebbende] (hierna ook te noemen: “de man”) en voornoemde [ex-echtgenote] (hierna ook te noemen: “de vrouw”) zijn op vijfentwintig september negentienhonderd eenentachtig met elkaar gehuwd.

  2. Het huwelijk tussen de man en de vrouw is (…) op zes april negentienhonderd achtennegentig (…) door echtscheiding ontbonden.

  3. De man en de vrouw zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van na te melden registergoed (hierna ook te noemen: “de woning”).

  4. Op gezamenlijk verzoek van de man en de vrouw is op tien december tweeduizend vier door mr. (…), notaris te [L], een bindend advies uitgebracht, welk bindend advies ondermeer betrekking had op de woning.

  5. Blijkens het vonnis in kort geding van de rechtbank te Arnhem de dato acht november tweeduidend vijf (…) is de vrouw ondermeer veroordeeld:

a. mee te werken aan de uitvoering van voormeld bindend advies;

b. haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning als de makelaars hebben verklaard dat het bod, gezien de vraagprijs, redelijk is, door al datgene te doen wat nodig is, waaronder het tekenen van de koopovereenkomst, en

c. mee te werken aan de overdracht van de woning op de door de kopers gewenste termijn.

In voormeld vonnis is voorts bepaald:

d. dat het betreffende vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van de vrouw voor elk van de in dat vonnis vermelde rechtshandelingen (waaronder de sub 5.b en 5.c rechtshandelingen);

e. (…)

f. (…)

(…)

(…)

Blijkens het arrest van het gerechtshof te Arnhem de dato vierentwintig april tweeduizend zeven heeft het gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep, ondermeer het vonnis de dato acht november tweeduizend vijf bekrachtigd.

(…)

Blijkens het vonnis in kort geding van de rechtbank Arnhem de dato zeven juli tweeduizend negen heeft de voorzieningenrechter de man op grond van het bepaalde in artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek gemachtigd tot het te gelde maken van de woning, waaronder het mede namens de vrouw:

a. aanvaarden van het bod, waarvan de in dat vonnis genoemde makelaars schriftelijk hebben verklaard dat het een redelijk bod is, en het sluiten van de koopovereenkomst;

b. het leveren van de woning aan de desbetreffende koper tegen de overeengekomen koopprijs en al datgene te doen wat nodig is, welk vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.”

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslagen onroerendezaakbelasting en rioolheffing terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.

3.2.

Belanghebbende betoogt dat hij weliswaar in het kadastrale register op 1 januari 2010 tezamen met zijn ex-echtgenote stond ingeschreven als (mede-)eigenaar van de woning maar dat hij op dat moment niet woonachtig was in de woning of elders in de gemeente [L], dat zijn ex-echtgenote op dat moment wel in de gemeente [L] woonachtig was, en dat daarom op grond van artikel 2, letter a, sub 2, van de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie (hierna: de Beleidsregels) niet hij maar zijn ex-echtgenote dient te worden aangeslagen voor de onroerendezaakbelasting en de rioolheffing.

3.3.

Belanghebbende betoogt subsidiair dat door de brief van 19 februari 2009 bij hem het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat hij niet zou worden aangeslagen voor de onroerendezaakbelasting en de rioolheffing.

3.4.

De heffingsambtenaar verdedigt de opvatting dat de ex-echtgenote weliswaar in het kadastrale register op 1 januari 2010 als (mede-)eigenaar van de woning staat ingeschreven, maar dat de gerechtelijke uitspraken haar in het genot krachtens eigendom hebben beperkt, dat zij daardoor niet langer als genothebbende kan worden aangemerkt, waardoor zij niet belastingplichtig is voor de onroerendezaakbelasting en de rioolheffing. In dat geval is geen sprake van een keuzesituatie, zodat toepassing van de Beleidsregels niet aan de orde is, aldus de heffingsambtenaar. Volgens de heffingsambtenaar is belanghebbende dan ook terecht aangeslagen voor de onroerendezaakbelasting en de rioolheffing. Verder bestrijdt de heffingsambtenaar het beroep op het vertrouwensbeginsel.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de heffingsambtenaar en tot vernietiging van de aanslagen onroerendezaakbelasting en rioolheffing. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing