Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-07-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5533, 13/01199

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-07-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5533, 13/01199

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 juli 2014
Datum publicatie
1 augustus 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:5533
Formele relaties
Zaaknummer
13/01199

Inhoudsindicatie

Algemeen. Informatiebeschikking. Reikwijdte?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/01199

uitspraakdatum: 8 juli 2014

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur),

en het incidentele hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 oktober 2013, nummer AWB 13/270, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft op de voet van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) voor de jaren vanaf 2006 een informatiebeschikking vastgesteld.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar van 11 december 2012 heeft de Inspecteur de informatiebeschikking aangepast in die zin dat de gegevens die zien op de hypothecaire geldlening niet hoeven te worden verstrekt.

1.3.

Belanghebbende heeft bij brief van 14 januari 2013 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.

1.4.

De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 24 oktober 2013 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de informatiebeschikking vernietigd.

1.5.

De Inspecteur heeft bij brief van 25 november 2013 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.6.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Daarbij heeft belanghebbende voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep van belanghebbende beantwoord.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2014. Belanghebbende is vertegenwoordigd door mr. [A], advocaat te [L], bijgestaan door mr. [B]. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [C], mr. [D] en drs. [E].

1.8.

Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en de wederpartij.

1.9.

Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Bij brief van 19 december 2011 heeft de Inspecteur aangekondigd dat hij voornemens is een boekenonderzoek in te stellen bij belanghebbende en enige van zijn vennootschappen. Bij de brief is een bijlage gevoegd met daarin een overzicht van de stukken die de Inspecteur ter inzage wil ontvangen en de vragen waarop de Inspecteur een antwoord wil krijgen. In de brief is het volgende vermeld:

“Zoals u reeds is aangegeven (…) zijn wij voornemens een boekenonderzoek in te stellen. Dit onderzoek zal plaatsvinden naar de aanvaardbaarheid van onderdelen uit de aangiften inkomstenbelasting gedaan door [belanghebbende]. Dit onderzoek voeren we uit op grond van artikel 47 AWR. (…) Ook willen we nader onderzoek verrichten naar een derde vennootschap van [belanghebbende] [F] Ltd. (…) Ook dit onderzoek voeren we uit op grond van artikel 47 AWR.

Op dit moment hebben wij de volgende onderdelen van de aangiften benoemd die we aan een nader onderzoek willen onderwerpen:

Aangiften IB van [belanghebbende]:

- Onderzoek naar de aanvaardbaarheid van de aftrek hypotheek rente eigen woning over de jaren 2006 - heden;

- onderzoek naar de funding van het vermogen van [F] Ltd. en de gevolgen van de liquidatie van [F] Ltd. in 2010;

- onderzoek naar (verwerking van) de vanuit [F] Ltd. afkomstige dividendstroom;

[F] Ltd.:

- onderzoek naar de feitelijke vestigingsplaats (artikel 4 AWR).

We behouden ons het recht voor het onderzoek uit te breiden naar de andere vennootschappen van [belanghebbende], dan wel het aantal onderwerpen van onderzoek uit te breiden.”

2.2.

In het kader van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur op 31 januari 2012 een bezoek gebracht aan het kantoor van de gemachtigde van belanghebbende. Bij dat bezoek is door de gemachtigde aan de Inspecteur een map ter inzage verstrekt waarin zich (een deel van) de bij de brief van 19 december 2011 door de Inspecteur gevraagde stukken zouden bevinden. De Inspecteur heeft de gemachtigde verzocht kopieën van de stukken uit deze map aan hem ter beschikking te stellen. De gemachtigde van belanghebbende heeft dit geweigerd.

2.3.

Op 28 maart 2012 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen belanghebbende, zijn gemachtigden en de Inspecteur. In het besprekingsverslag is onder meer het volgende opgenomen:

“Tijdens het gesprek is [belanghebbende] naar zijn mening gevraagd met betrekking tot de thans nog niet overgelegde kopieën. [Belanghebbende] deelde mee dat de Belastingdienst de documenten reeds had ingezien bij BDO. [De Inspecteur] deelde mee dat deze documenten, opgevraagd op basis van artikel 47 AWR, in omvang relatief beperkt zijn en dat de Belastingdienst van mening is dat deze documenten van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van [belanghebbende]. [De Inspecteur heeft belanghebbendes gemachtigde] derhalve gevraagd om deze documenten integraal te kopiëren en [aan hem] te overhandigen om reden dat alle partijen dan over dezelfde informatiepositie beschikken. (…)

Met [belanghebbende en zijn gemachtigde] is vervolgens afgesproken dat de vragen op het vragenlijstje nogmaals schriftelijk worden gesteld waarna belastingplichtige de gelegenheid krijgt om die ook schriftelijk van een reactie te voorzien.”

2.4.

Bij brief van 30 maart 2012 heeft de Inspecteur aan belanghebbende vragen gesteld over i) de oprichting van [F] Ltd, ii) de lening eigen woning, iii) de garanties [F] Ltd, iv) de rente en aflossing lening eigen woning, en v) de liquidatie van [F] Ltd. Tevens heeft de Inspecteur in deze brief verzocht om de in 2.2 bedoelde kopieën van stukken uit de map over te leggen.

2.5.

Omdat niet alle gevraagde inlichtingen aan de Inspecteur zijn verstrekt, heeft de Inspecteur op 20 april 2012 een informatiebeschikking vastgesteld. In de informatiebeschikking is het volgende vermeld:

“In verband met het boekenonderzoek naar de aanvaardbaarheid van uw aangiften inkomstenbelasting (hierna IB) over de jaren vanaf 2006 graag uw aandacht voor het volgende.

Zoals we u hebben verteld in ons gesprek op 28 maart 2012 hebben wij een dispuut met uw adviseurs (…) over een map met door BDO gemaakte kopieën. Deze kopieën waren op ons verzoek gemaakt. Deze map omvat stukken van u. U weet over welke map het gaat en welke stukken we bedoelen. Een aantal reeds gekopieerde stukken uit die map zijn ons door uw adviseurs niet verstrekt terwijl wij daarnaar wel meerdere keren hebben gevraagd omdat we menen dat die stukken van belang kunnen zijn voor uw eigen belastingheffing.

U bent immers 100% aandeelhouder van [F] Ltd. Wij willen ons een beeld vormen van het doel wat u had met de oprichting van [F] Ltd. en welke rol u precies als aandeelhouder van de vennootschap heeft vervuld. De stukken kunnen van belang zijn voor de eveneens bij ons levende vraag hoe u precies het aandelenkapitaal van de vennootschap heeft volgestort (waar is dit vermogen van afkomstig?) en de vraag of [F] Ltd. daarmee de lening van [G] BV aan u heeft overgenomen dan wel heeft afgelost. Dit inzicht is mede van belang voor de beoordeling van de door u in uw aangiften IB afgetrokken rente lening eigen woning. Deze vraag speelt ook in 2009 en 2010, de periode waarin én de lening eigen woning is beëindigd én de vennootschap is geliquideerd. Deze twee gebeurtenissen sluiten niet op elkaar aan. De stukken kunnen van belang zijn voor de vraag of er op enig moment een situatie van een ter beschikkingstelling van vermogen aan [F] Ltd. heeft plaatsgevonden. Op grond van de artikelen 4.13 en 4.14 Wet IB is er wellicht sprake van een fictief rendement wat in uw aangiften IB verantwoord diende te worden. De stukken hebben we ook nodig om een antwoord te vinden op de vraag of u wellicht geen belastbaar inkomen heeft genoten uit [F] Ltd. uit hoofde van garantiestellingen. En wellicht geven de stukken zicht op werkzaamheden die u heeft verricht voor [F] Ltd. waarbij de vraag naar voren komt of u hiervoor geen beloning had moeten ontvangen.

In het gesprek op 28 maart 2012 hebben we ook u persoonlijk gevraagd deze map met (in ieder geval de nog niet aan ons verstrekte) kopieën ons alsnog ter beschikking te stellen. Ik begreep vandaag van [belanghebbendes gemachtigde] dat u na overleg met al uw adviseurs persisteert in het niet verstrekken van die kopieën. Nu u niet adequaat op ons verzoek hebt gereageerd, ontvangt u hierbij deze informatiebeschikking (ex artikel 52a van de Algemene wet rijksbelastingen).

U kunt er naar aanleiding van deze beschikking nog steeds voor kiezen alsnog de gevraagde informatie te verstrekken. In dat geval verzoek ik u om de betreffende ontbrekende kopieën uit de map ons onverwijld ter beschikking te stellen.”

2.6.

Belanghebbende heeft op 28 juni 2011 bezwaar gemaakt tegen de met dagtekening 9 juli 2011 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2008. De Inspecteur heeft bij uitspraak van 27 april 2012 het bezwaar van belanghebbende afgewezen. Blijkens deze uitspraak is met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2008 tussen partijen alleen in geschil of een weiland aan de overkant van de weg een aanhorigheid kan zijn die dienstbaar is aan de eigen woning van belanghebbende.

2.7.

Belanghebbende heeft bij brief van 25 mei 2012 bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking.

2.8.

Bij uitspraak op bezwaar van 11 december 2012 heeft de Inspecteur de informatiebeschikking aangepast in die zin dat de gegevens die zien op de hypothecaire geldlening niet hoeven te worden verstrekt. De gevraagde informatie over de volgende drie punten moet volgens de Inspecteur nog worden verstrekt:

1. heeft belanghebbende inkomen genoten uit [F] Ltd. uit hoofde van garantstellingen (deed of assignments);

2. heeft belanghebbende werkzaamheden verricht en had hij daarvoor een beloning moeten ontvangen (gebruikelijk loon);

3. is sprake van een fictief rendement in de zin van artikel 4.13 en 4.14 Wet IB 2001.

2.9.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur op 20 april 2012 één informatiebeschikking heeft vastgesteld voor de jaren 2006 en verder, dat de Inspecteur op 27 april 2012 uitspraak op bezwaar heeft gedaan inzake de aanslag IB/PVV 2008, dat op dat moment de informatiebeschikking nog niet onherroepelijk was geworden, en dat dit gelet op het bepaalde in artikel 52a, lid 3, AWR meebrengt dat de informatiebeschikking in zijn geheel moet komen te vervallen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de onderhavige informatiebeschikking terecht is vastgesteld.

3.2.

De Inspecteur betoogt primair dat de vraag of artikel 52a, lid 3, AWR toepassing vindt, niet in onderhavige procedure over de informatiebeschikking aan de orde kan komen.

3.3.

De Inspecteur betoogt subsidiair dat de onderhavige informatiebeschikking niet is genomen met betrekking tot de primitieve aanslag IB/PVV 2008 of de ter zake genomen beslissing op bezwaar van 27 april 2012, zodat om die reden artikel 52a, lid 3, AWR geen toepassing vindt.

3.4.

De Inspecteur betoogt meer subsidiair dat de Rechtbank ten onrechte de informatiebeschikking op grond van artikel 52a, lid 3, AWR volledig heeft vernietigd, nu hij alleen met betrekking tot het jaar 2008 uitspraak op bezwaar heeft gedaan.

3.5.

Belanghebbende verdedigt de tegenovergestelde opvatting. Verder neemt belanghebbende in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep het standpunt in dat de Inspecteur op grond van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gehouden is het controledossier en het interne memo aan belanghebbende ter inzage te verstrekken.

3.6.

Belanghebbende verzoekt de zaak terug te wijzen naar de Rechtbank als de Inspecteur in het gelijk wordt gesteld, zodat de Rechtbank de vastgestelde informatiebeschikking inhoudelijk kan beoordelen.

3.7.

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het door belanghebbende ingestelde beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Overwegingen

5 Proceskosten

6 Beslissing