Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-07-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5886, 13/01084
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-07-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5886, 13/01084
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 juli 2014
- Datum publicatie
- 1 augustus 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:5886
- Zaaknummer
- 13/01084
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Naheffing. Geen parkeerkaartje zichtbaar aanwezig. Belasting betaald?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/01084
uitspraakdatum: 15 juli 2014
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 15 oktober 2013, nummer AWB 13/1214, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zwolle (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is ter zake van het parkeren op 3 april 2013 te Zwolle een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Zwolle opgelegd ten bedrage van € 56,80, bestaande uit € 0,80 aan belasting en € 56 aan kosten ter zake van het opleggen van die aanslag.
Deze naheffingsaanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 15 oktober 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend en de heffingsambtenaar een conclusie van dupliek.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 2 juli 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende alsmede [A] en [B] namens de heffingsambtenaar.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Op 3 april 2013 heeft belanghebbende zijn auto, een Renault Megane met kenteken [0-YYY-00], geparkeerd op een parkeerplaats aan de Hanzehoven te Zwolle. Ter zake van het parkeren op die plaats is ingevolge de Verordening Parkeerbelastingen 2013 van de gemeente Zwolle (hierna: de verordening) en het daarbij behorende Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2010 van de gemeente Zwolle (hierna: het aanwijzingsbesluit) parkeerbelasting verschuldigd. De parkeerbelasting dient via een parkeerautomaat te worden voldaan.
De parkeerbelasting is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren (artikel 4, eerste lid en artikel 6, eerste lid, van de verordening).
Artikel 7 van de verordening bepaalt onder meer dat de wijze waarop tegen betaling van de parkeerbelasting mag worden geparkeerd in alle gevallen geschiedt door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit. Het college van burgemeester en wethouders heeft daartoe in het aanwijzingsbesluit onder meer bepaald dat als voldoening op aangifte van parkeerbelasting is aan te merken het inwerkingstellen van parkeermeter of parkeerautomaat met inachtneming van de volgende voorschriften – voor zover hier van belang:
“c. Indien er wordt geparkeerd op een parkeerplaats bij een parkeerautomaat dient de uit die automaat verkregen kaart, met daarop afgedrukt de nog niet verstreken dag en het tijdstip, te worden aangebracht of neergelegd achter de voorruit van het motorvoertuig. De kaart dient duidelijk vanaf de buitenzijde van het voertuig leesbaar te zijn”.
Bij controle door de parkeercontroleur van de gemeente Zwolle [C] op 3 april 2013, waarbij foto’s van de auto zijn gemaakt, is gebleken dat geen parkeerkaartje achter de voorruit van de auto van belanghebbende was neergelegd. In verband hiermee is de onderhavige naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd. Op het aanslagbiljet is als tijdstip van het belastbare feit genoemd 10.16 uur en voorts is daarop vermeld ‘Geen geldig ticket in motorvoertuig’. Het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag is door de heffingsambtenaar afgewezen.
In bezwaar en beroep heeft belanghebbende een parkeerkaartje uit de automaat Hanzelaan 8 overgelegd, waarop is vermeld dat € 3,50 is betaald voor het parkeren op 3 april 2013 van 08.28 uur tot 13.23 uur.
In beroep heeft de heffingsambtenaar een op 27 juni 2013 opgestelde verklaring van de parkeercontroleur overgelegd. Deze verklaring behelst het volgende:
“Betreft bezwaar tegen parkeerboete van 03 April 2013.
Hierbij verklaar ik, [C], verbalisantennummer [00000], parkeercontroleur te Zwolle voor de gemeente Zwolle, het volgende:
Op woensdag 03 April 2013 bevond ik mij, in voorgeschreven uniform en met parkeertorezicht belast, op de Hanzehoven te Zwolle.
Om 13.23 zag ik het voertuig, met kenteken [0-YYY-00], van betrokkene staan op een fiscaal
parkeervak.
Ik zag dat er geen parkeerkaartje in het voertuig lag.
Ik ben toen begonnen met het schrijven van de bon.
Tijdens mijn controle kijk ik altijd in het voertuig en loop eromheen om te zien of er een kaartje voor de zijraampjes ligt.
Ten tijde van mijn controle heb ik geen kaartje waargenomen.
De betrokkene geeft in zijn verweer aan dat het parkeerkaartje op de grond was gewaaid.
Dit heb ik tijdens mijn controle niet waargenomen.
Het verhaal van betrokkene kan ik dus niet ontkennen of bevestigen.
Dit verbaal heb ik gesloten en ondertekend op 27 Juni 2013 te Zwolle om 14.19 uur.
Hoogachtend,
[C]”
De Rechtbank heeft het geschil ten gunste van de heffingsambtenaar beslist. Tegen deze beslissing heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar terecht de onderwerpelijke naheffingsaanslag aan belanghebbende heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend en de heffingsambtenaar bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar en van de naheffingsaanslag.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.