Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-08-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6293, Wrakingsnummers 200.150.532 en 200.151.182

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-08-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6293, Wrakingsnummers 200.150.532 en 200.151.182

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
4 augustus 2014
Datum publicatie
15 augustus 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:6293
Zaaknummer
Wrakingsnummers 200.150.532 en 200.151.182

Inhoudsindicatie

Wrakingszaak. Niet ingaan door raadsheren op presumpties vormt geen grond voor wraking.

Uitspraak

beslissing

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Arnhem

W rakingskamer

Wrakingsnummers 200.150.532 en 200.151.182

Datum beslissing: 4 augustus 2014

Beslissing van de wrakingskamer

op het verzoek tot wraking, gedaan door

[X] te [Z] (hierna: verzoekster).

1. De procedure

1.1. Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld in de zaken die bij de afdeling belastingrecht van het Hof zijn ingeschreven onder de nummers 13/01233 en 12/01234.

1.2. Het onderzoek ter zitting van de in 1.1. bedoelde hoger beroepen heeft plaatsgevonden op 12 juni 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A], [B], [C] en [D] (hierna tezamen genoemd: de gemachtigden) namens verzoekster, en namens de Inspecteur [E], [F] en [G].

1.3. Ter zitting van 12 juni 2014 hebben de gemachtigden voor beide zaken de wraking verzocht van de behandelende raadsheren mr. A.J.H. van Suilen, mr. C.M. Ettema en mr. R.F.C. Spek. Daarop is het onderzoek ter zitting geschorst. Ter toelichting op de wrakingsverzoeken hebben de gemachtigden direct na de zitting bij de balie een schriftelijk stuk opgemaakt en afgegeven. Op 15 juli 2014 is bij het Hof per brief een nadere toelichting op de onderhavige verzoeken om wraking binnengekomen.

1.4. De mondelinge behandeling van de verzoeken tot wraking heeft plaatsgevonden op 21 juli 2014. Namens verzoekster zijn de gemachtigden verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht. De onder 1.3. genoemde raadsheren zijn niet verschenen, nadat zij te kennen hebben gegeven niet te berusten in de verzoeken en niet te willen worden gehoord.

1.5. Aan het slot van de mondelinge behandeling op 21 juli 2014 hebben de gemachtigden onder overlegging van een schriftelijk stuk de leden van de wrakingskamer gewraakt, als grond voor wraking aanvoerend dat die leden, door hun weigering de door de gemachtigden aangevoerde twaalf presumpties te onderschrijven en als waarheid te erkennen, blijk geven van partijdigheid en vooringenomenheid.

1.6. De wrakingskamer acht het indienen van de onder 1.5. bedoelde wrakingsverzoeken op deze grond, mede gelet op de onderliggende wrakingsverzoeken van 12 juni 2014 waarbij hetzelfde bezwaar is aangevoerd, misbruik van recht. De wrakingskamer neemt daarbij mede in aanmerking dat het wrakingsverzoek reeds vóór het onderzoek ter zitting van de wrakingskamer is opgesteld, behoudens de vermelding van de namen van de gewraakte raadsheren. Dit kan leiden tot de gevolgtrekking dat verzoekster in wezen alle leden in het gerechtshof wenst te wraken. Samenstelling van een nieuwe wrakingskamer kan daarom achterwege blijven. Verzoekster zal in haar wrakingsverzoek van 21 juli 2014 niet worden ontvangen.

2 Beoordeling van het wrakingsverzoek

2.1.

Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt:

Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.2.

Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

2.3.

Verzoekster doet haar verzoeken tot wraking van de raadsheren Van Suilen, Ettema en Spek steunen op de grond dat bedoelde raadsheren weigeren voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de onderhavige zaken de door haar opgestelde twaalf presumpties – die volgens haar essentieel zijn voor een onpartijdige behandeling van het geschil – te onderschrijven en als waarheid te erkennen.

2.4.

Op grond van artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk is de rechter verplicht recht te spreken volgens de wet. Dit houdt onder meer in dat presumpties van welke aard dan ook van één der partijen door de rechter niet voorafgaand aan de behandeling van een zaak kunnen worden aanvaard als uitgangspunt bij die behandeling en bij het nemen van zijn beslissing. In het Nederlandse rechtsstelsel past niet dat een gerecht voorwaarden accepteert die gesteld worden door een van de procespartijen.

2.5.

Gezien het vorenstaande kan uit de omstandigheid dat de leden van de behandelende kamer niet zijn ingegaan op het verzoek van verzoekster om de presumpties te onderschrijven en te erkennen, geen vooringenomenheid of partijdigheid worden afgeleid. De vrees daarvoor is ook niet objectief gerechtvaardigd.

2.6.

Mede nu verzoekster geen andere gronden heeft aangevoerd, zullen haar verzoeken om wraking worden afgewezen.

2.7.

Het Hof is voorts, mede gezien het hiervoor in 1.5.en 1.6. vermelde, van oordeel dat verzoekster de bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen, misbruikt. Het zal daarom op de voet van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de onderhavige zaken niet in behandeling wordt genomen.

3 Beslissing

De wrakingskamer

– verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoeken tot wraking van 21 juli 2014;

– wijst de verzoeken tot wraking van 12 juni 2014 af, en

– bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking met betrekking tot de zaken 13/01233 en 12/01234 niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gedaan te Arnhem door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. H. Abbink en mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2014.

(A.W.M. van der Waerden )

(J.P.M. Kooijmans)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 augustus 2014

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (Artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).