Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-08-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6398, 13/00612
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-08-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6398, 13/00612
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 augustus 2014
- Datum publicatie
- 22 augustus 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:6398
- Zaaknummer
- 13/00612
Inhoudsindicatie
In geschil is de vraag of de waarde van de woning van € 372.000 per waardepeildatum 1 januari 2010 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer 13/00612
uitspraakdatum: 19 augustus 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013, nummer AWB 11/1388 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Dantumadiel (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan [a-straat] 17 te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2010 voor het kalenderjaar 2011 vastgesteld op € 372.000 (hierna de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekend gemaakt en verenigd de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelasting voor 2011.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 25 april 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2014 te Leeuwarden door de zesde enkelvoudige kamer. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de heffingsambtenaar [A], bijgestaan door [B], taxateur. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan partijen is verzonden.
Het Hof heeft op 24 februari 2014 het onderzoek heropend. Nadat belanghebbende bij brief van 27 februari 2014 hierop had gereageerd, heeft de heffingsambtenaar op 10 maart 2014 de WOZ-waarden van negen door belanghebbende aangegeven woningen aan hem verstrekt. Een afschrift daarvan is bij het Hof op 11 maart 2014 ingekomen. Belanghebbende heeft hierop bij brieven met dagtekening 25 maart 2014 en 29 maart 2014 gereageerd. Afschriften van voormelde stukken van belanghebbende zijn aan de heffingsambtenaar gestuurd.
Het Hof heeft de zaak verwezen naar de eerste meervoudige kamer. Deze kamer heeft ter zitting van 11 juni 2014 de zaak onderzocht. Daarbij zijn verschenen belanghebbende, vergezeld door [C], en van de zijde van de heffingsambtenaar dezelfde personen als ter zitting van 4 februari 2014. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde is een proces-verbaal gemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de woning, een omstreeks 1990 gebouwde vrijstaande woning met een garage en een daarop gebouwde bergzolder. Het woonhuis (exclusief bergzolder) heeft een inhoud van circa 455 m3. De woning ligt op een perceel van ongeveer 947 m2.
De woning ligt aan een openbaar vaarwater. Op de grens van het perceel en het water ligt een houten damwand van zestig meter, die ten tijde van de toestandsdatum vervangen of hersteld moest worden.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de vraag of de waarde van de woning van € 372.000 per waardepeildatum 1 januari 2010 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend. Belanghebbende stelt hiertoe - kort samengevat - dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet aannemelijk heeft gemaakt. Belanghebbende concludeert tot een waarde van € 276.000.
De heffingsambtenaar beantwoordt de vraag eveneens bevestigend. Hij heeft zich ter zitting van 11 juni 2014 nader op het standpunt gesteld dat de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2010 vastgesteld dient te worden op € 350.000.
Partijen hebben voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken en door hen is verklaard ter zitting.