Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:634, 13/00165 t/m 13/00190
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:634, 13/00165 t/m 13/00190
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 januari 2014
- Datum publicatie
- 7 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:666
- Zaaknummer
- 13/00165 t/m 13/00190
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Waardevaststelling recreatiepark. Objectafbakening,. Cultuurgrondvrijstelling.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/00165 tot en met 13/00190
uitspraakdatum: 28 januari 2014
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Oost Gelre (hierna: de heffingsambtenaar),
en het incidentele hoger beroep van
[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 19 december 2012, nummers 12/733 OZB en 12/734 t/m 12/758 WOZ, in het geding tussen de heffingsambtenaar en belanghebbende
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij in één biljet vervatte beschikkingen ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de volgende onroerende zaken, voor het kalenderjaar 2011 en naar waardepeildatum 1 januari 2010, vastgesteld op:
€
[a-straat] 26 259.000
[b-straat] 1 GRON 1.002.000
[b-straat] 1–1 38.000
[b-straat] 1–6 35.000
[b-straat] 1–7 35.000
[b-straat] 1–8 35.000
[b-straat] 1–11 35.000
[b-straat] 1–12 35.000
[b-straat] 1–15 35.000
[b-straat] 1–16 35.000
[b-straat] 1–19 55.000
[b-straat] 1–20 69.000
[b-straat] 1–21 35.000
[b-straat] 1–22 38.000
[b-straat] 1–23 38.000
[b-straat] 1–24 45.000
[b-straat] 1–30 35.000
[b-straat] 1–31 35.000
[b-straat] 1–32 35.000
[b-straat] 1–33 35.000
[b-straat] 1–34 74.000
[b-straat] 1–35 38.000
[b-straat] 1–37 40.000
[b-straat] 1–38 40.000
[b-straat] 1–42 35.000
[b-straat] 1–43 30.000
Tevens zijn aanslagen in de onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) opgelegd ter grootte van in totaal (€ 1.121 + € 1.272 =) € 2.393 ter zake van de eigendom van deze onroerende zaken.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar van 13 maart 2012 de bezwaren tegen de vastgestelde waarden en de aanslagen OZB ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Zutphen (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de waarde van alle onroerende zaken tezamen verminderd tot € 675.000.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft in haar verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft het incidentele hoger beroep van belanghebbende beantwoord.
Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend, ingekomen bij het Hof op 9 september 2013. De heffingsambtenaar heeft een nader stuk ingediend, ingekomen bij het Hof op 26 november 2013.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2013 te Arnhem. Namens belanghebbende is daar verschenen [A], tot bijstand vergezeld van [B], taxateur. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [C], tot bijstand vergezeld van [D], taxateur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende was eigenaar van de onroerende zaken aan de [b-straat] 1 en [a-straat] 26 te [L], plaatselijk bekend als recreatiepark “[E]” (hierna: het recreatiepark). Het recreatiepark bestaat uit een in onbewoonbare staat verkerende woonboerderij aan de [a-straat] 26 met 10.000 m² agrarische grond (hierna: de woonboerderij), een weiland met een oppervlakte van 55.000 m² (hierna: het weiland) en een perceel grond. Op dit perceel grond zijn genummerde en met haagjes afgescheiden kavels gemaakt die zijn bestemd om, na verkoop door belanghebbende, chalets op te plaatsen. Op de kavels zijn daartoe funderingen en nutsvoorzieningen aangebracht. In totaal zijn er vierenveertig kavels gemaakt waarvan er vóór 2011 twintig zijn verkocht aan derden. Belanghebbende is eigenaar van de resterende vierentwintig kavels, waarvan tweeëntwintig kavels onbebouwd zijn en twee bebouwd (hierna tezamen: de kavels). Op het perceel grond is voorts bestrating aangelegd en zijn waterpartijen gemaakt. Hierna wordt het perceel grond met uitzondering van de kavels aangeduid als: de infrastructuur. De infrastructuur heeft een oppervlakte van 11.851 m² en is in gebruik bij belanghebbende en de eigenaren van de reeds verkochte kavels.
Op het recreatiepark zijn geen centrale voorzieningen, zoals sanitair, een winkel of horeca aanwezig.
Het weiland is omheind en in gebruik bij een naburige boer die er regelmatig schapen op laat grazen.
Bij koopovereenkomst van februari/maart 2012 heeft belanghebbende voor € 625.000 aan [F] BV het recreatiepark verkocht, waarbij van de koopsom € 125.000 aan de woonboerderij is toe te rekenen. De notariële levering heeft plaatsgevonden op 6 maart 2012.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de onroerende zaken juist zijn afgebakend, dat de cultuurgronduitzondering niet van toepassing is en dat de vastgestelde waarde door de heffingsambtenaar niet aannemelijk is gemaakt. De Rechtbank heeft de waarde verminderd tot de door belanghebbende voorgestane waarde van € 675.000.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil zijn de waarden van de onroerende zaken.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de kavels ten onrechte als aparte onroerende zaken zijn afgebakend, dat voor het weiland de cultuurgronduitzondering toepassing vindt en dat de waarde van de infrastructuur en de kavels samen € 450.000 bedraagt. Wanneer de cultuurgronduitzondering niet van toepassing is, stelt zij dat de waarde van het weiland € 220.000 is.
De heffingsambtenaar stelt dat de vastgestelde waarden juist zijn. Hij voert daartoe aan dat de onroerende zaken juist zijn afgebakend, de cultuurgronduitzondering niet van toepassing is, de waarde van de kavels € 960.000 is en de waarde van de infrastructuur en het weiland samen € 1.002.000.
Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof verklaard dat het geschil in hoger beroep niet ziet op de waarde van de woonboerderij.
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het beroep.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de vastgestelde waarden tot in totaal primair € 450.000 en subsidiair € 670.000.