Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:667, 13/00074
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:667, 13/00074
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 januari 2014
- Datum publicatie
- 7 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:667
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:3587
- Zaaknummer
- 13/00074
Inhoudsindicatie
Lokale heffingen. Tenaamstelling biljetten. Erven.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00074
uitspraakdatum: 28 januari 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 november 2012, nummer Awb 11/561 in het geschil tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zwolle (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij afzonderlijke aanslagen d.d. 31 december 2010 (belastingjaar 2008) en 7 januari 2011 (belastingjaar 2009) de erven van de heer [A] voor het object [a-straat] 4 te [Z] aangeslagen voor het rioolrecht. Belanghebbende heeft tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt op 24 januari 2011, respectievelijk 26 januari 2011. Bij aanslag van 27 februari 2010 (belastingjaar 2010) zijn de erven van de heer [A] aangeslagen voor de rioolheffing. Belanghebbende heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt op 2 maart 2010.
De heffingsambtenaar heeft bij in één biljet vervatte beschikkingen krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend [a-straat] 4 voor het jaar 2010, per waardepeildatum 1 januari 2009, vastgesteld op € 414.000 en de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend [a-straat] 2 voor het jaar 2010, per waardepeildatum 1 januari 2009, vastgesteld op € 47.000. Tegen deze beschikkingen is door belanghebbende op 22 maart 2010 bezwaar gemaakt. Op hetzelfde biljet zijn de erven van de heer [A] voor het belastingjaar 2010 aangeslagen voor de onroerende-zaakbelasting tot een bedrag van € 665,55. Tegen deze aanslag is door belanghebbende op 2 maart 2010 bezwaar gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft op 23 augustus 2010 uitspraak op bezwaar gedaan met betrekking tot het bezwaar gericht tegen de aanslag rioolheffing 2010.
Bij brief van 16 maart 2011 heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank) tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar, alsmede tegen de uitspraak op bezwaar van 23 augustus 2010.
Op 4 april 2011 heeft de heffingsambtenaar een besluit genomen op het bezwaar gericht tegen de aanslag onroerende-zaakbelasting 2010. Op 11 april 2011 heeft de heffingsambtenaar een besluit genomen op het bezwaar gericht tegen de afvalstoffenheffing 2010. Op 15 april 2011 heeft de heffingsambtenaar besluiten genomen op de bezwaren gericht tegen de in onderdeel 1.2 van deze uitspraak genoemde WOZ-beschikkingen.
De Rechtbank heeft op 1 november 2012, Awb 11/561 uitspraak gedaan. Daarbij is het beroep gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 23 augustus 2010 niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet-verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn. De beroepen gericht tegen het niet tijdig nemen van besluiten op de bezwaren gericht tegen de aanslagen rioolrecht 2008 en 2009 zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de termijn om op deze bezwaren een besluit te nemen nog niet was verstreken ten tijde van het indienen van het beroep. De overige beroepen zijn, voor zover zij waren gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar, gegrond verklaard, waarbij de Rechtbank dwangsommen heeft toegekend. Voor zover de overige beroepen geacht moeten worden te zijn gericht tegen de uitspraken op bezwaar genoemd in onderdeel 1.4 van deze uitspraak, heeft de Rechtbank deze ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden 19 november 2013 te Arnhem. Belanghebbende is bij aangetekend schrijven van 9 oktober 2013, gericht aan “Mevrouw [X], [a-straat] 4, [Z]”, uitgenodigd de mondelinge behandeling van het beroep op dinsdag 19 november 2013 om 10.45 uur te Arnhem bij te wonen. Blijkens informatie van PostNL (www.tracktrace.nl) is de uitnodiging op 10 oktober 2013 om 11.37 uur aan het genoemde adres uitgereikt en heeft “[X]” voor ontvangst daarvan getekend. De uitnodiging is op 17 oktober 2013 - met een aantal daarop geplaatste opmerkingen – retour gezonden aan het Hof. Op dezelfde dag heeft belanghebbende ook een brief met bijlagen aan het Hof gezonden. Ter zitting van 19 november 2013, is belanghebbende zonder nadere kennisgeving aan het Hof, niet verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen mr. [B].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De feiten
Belanghebbende is één van de erven van de heer [A]. [A] was op het moment van opleggen van de aanslagen in het kadaster ingeschreven als de eigenaar van de objecten [a-straat] 2 en 4 te [Z]. Belanghebbende is woonachtig op het adres [a-straat] 4 te [Z].
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de tenaamstelling van de beschikkingen en aanslagen voor zover deze luidt ‘de erven van de heer [A]’ juist is.
Belanghebbende beantwoordt bovenstaande vraag ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.