Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-08-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6694, 13/00595
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-08-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6694, 13/00595
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 augustus 2014
- Datum publicatie
- 29 augustus 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:6694
- Zaaknummer
- 13/00595
Inhoudsindicatie
In geschil is de vraag of de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2011 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer 13/00595
uitspraakdatum: 26 augustus 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente [M]-[P] (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 19 maart 2013, nummer AWB LEE 12/2415, in het geding tussen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
en
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 49 te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2011, voor het jaar 2012, vastgesteld op € 399.000.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de waardebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De Rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 19 maart 2013 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de vastgestelde waarde verminderd tot € 385.000 en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juni 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens de heffingsambtenaar [A], bijgestaan door [B], taxateur, en namens belanghebbende zijn gemachtigde mr. [C], bijgestaan door [D], taxateur.
De heffingsambtenaar heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
2. De onroerende zaak betreft een vrijstaande woning met een inpandige garage uit omstreeks 1999. De oppervlakte van het perceel is circa 827 m². Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de vraag of de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2011 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
De heffingsambtenaar beantwoordt voormelde vraag ontkennend en hij stelt dat hij aan de op hem rustende bewijslast van de waarde heeft voldaan. De Rechtbank heeft naar zijn mening ten onrechte geoordeeld dat aan het taxatierapport van de heffingsambtenaar en het taxatierapport van belanghebbende een gelijke bewijskracht toekomt. De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar en bevestiging van de bij beschikking vastgestelde waarde van € 399.000.
Belanghebbende beantwoordt de onder 3.1 vermelde vraag bevestigend. Belanghebbende heeft in eerste aanleg een taxatierapport d.d. 26 april 2012 van [D], makelaar en taxateur, overgelegd waarin de onroerende zaak is getaxeerd op € 365.000. In hoger beroep concludeert belanghebbende tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Partijen hebben voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken en door hen is verklaard ter zitting.