Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-08-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6695, 13/01237
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-08-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6695, 13/01237
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 augustus 2014
- Datum publicatie
- 29 augustus 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:6695
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:485
- Zaaknummer
- 13/01237
Inhoudsindicatie
In geschil is of het algemeen bestuur van het Waterschap bevoegd was tot het vaststellen van de Verordening. Voorts is in geschil of het geoorloofd is de mogelijkheid van gespreide betaling van het op de aanslag verschuldigde bedrag te beperken tot gevallen waarin de belastingplichtige een machtiging tot automatische incasso heeft gegeven. Ten slotte is in geschil of de Rechtbank terecht belanghebbendes verzoek tot vergoeding van de kosten in bezwaar heeft afgewezen.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 13/01237
uitspraakdatum: 26 augustus 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 24 oktober 2013, nummer AWB LEE 11/357, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het Waterschap Noorderzijlvest te Groningen (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag in de waterschapsbelastingen opgelegd ten bedrage van € 3.073,43.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot op € 3.033,99.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (per 1 januari 2013 opgegaan in de rechtbank Noord-Nederland, hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 24 oktober 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. ing. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de heffingsambtenaar.
De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
Na de zitting heeft het Hof bij de heffingsambtenaar een stuk opgevraagd waaruit blijkt dat de Verordening bekend is gemaakt. Dat uit openbare bron kenbare stuk is door de heffingsambtenaar ingezonden. De griffier heeft een afschrift van dat stuk aan de gemachtigde van belanghebbende gezonden.
2 De vaststaande feiten
Het algemeen bestuur van het Waterschap Noorderzijlvest (hierna: het algemeen bestuur) heeft op 25 november 2009 de ”Verordening op de watersysteemheffing Noorderzijlvest 2010” (hierna: de Verordening) vastgesteld.
De bevoegdheid tot heffing en invordering van de waterschapsbelastingen is belegd bij de ”Gemeenschappelijke Regeling Hefpunt” (hierna: Hefpunt).
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende een aanslag opgelegd in de waterschapsbelastingen voor het jaar 2010, tot een bedrag van € 3.073,43. De aanslag betreft een zogeheten integrale aanslag waarin een verontreinigingsheffing, een watersysteemheffing gebouwd, een watersysteemheffing ingezetenen, een watersysteemheffing natuur en een watersysteemheffing ongebouwd zijn opgenomen en op een bijlage zijn gespecificeerd.
Op de achterzijde van het aanslagbiljet is vermeld dat de betaling van de belasting kan geschieden op vier manieren: via automatische incasso, via telebankieren, via het digitaal loket van Hefpunt of met een aan het aanslagbiljet gehechte acceptgirokaart. Uitsluitend indien de belastingplichtige gebruik maakt van de mogelijkheid van machtiging tot automatische incasso kan in termijnen worden betaald. In dat geval wordt gedurende zes maanden aan het eind van de maand een gedeelte van het verschuldigde bedrag geïncasseerd.
Bij zijn uitspraak op het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is de heffingsambtenaar gedeeltelijk aan het bezwaar tegemoetgekomen omdat twee gedeelten van in de aanslag opgenomen kadastrale percelen (KTB00 C01211 en C01226) niet feitelijk aan belanghebbende ter beschikking staan, en heeft hij de aanslag verminderd tot op een bedrag van € 3.033,99.
Bij zijn uitspraak heeft de heffingsambtenaar toekenning van de door belanghebbende verzochte vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure afgewezen, onder overweging dat niet aannemelijk is dat beroepsmatig rechtsbijstand is verleend en dat daarmee kosten waren gemoeid, aangezien belanghebbende en zijn gemachtigde geregistreerde partners zijn en op hetzelfde adres wonen. De gemachtigde heeft ter zake van de behandeling van het bezwaar een bedrag van € 400 bij belanghebbende in rekening gebracht. Het totaalbedrag van de declaratie, waarin mede begrepen een voor de behandeling van het beroep gedeclareerd bedrag, is door belanghebbende betaald door overmaking op de betaalrekening van de gemachtigde.
Belanghebbende heeft bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep ingesteld tegen het besluit van het algemeen bestuur van 17 december 2008 tot toelating van de nieuwe bestuursleden. Bij uitspraak van 28 januari 2009 heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. Het door belanghebbende tegen die uitspraak ingestelde verzet is bij uitspraak van 1 juli 2009 ongegrond verklaard.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of het algemeen bestuur van het Waterschap bevoegd was tot het vaststellen van de Verordening. Voorts is in geschil of het geoorloofd is de mogelijkheid van gespreide betaling van het op de aanslag verschuldigde bedrag te beperken tot gevallen waarin de belastingplichtige een machtiging tot automatische incasso heeft gegeven. Ten slotte is in geschil of de Rechtbank terecht belanghebbendes verzoek tot vergoeding van de kosten in bezwaar heeft afgewezen. Belanghebbende beantwoordt deze vragen in ontkennende en de heffingsambtenaar in bevestigende zin.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het algemeen bestuur onbevoegd is, omdat het is verkozen via individueel genummerde stembiljetten. Daarom kan niet worden gesproken van geheime stemmingen. Stemmingen dienen absoluut geheim te zijn. De stemmingen bij de waterschapsverkiezing waren, gelet op de daarbij gevolgde procedure, slechts relatief geheim. Subsidiair stelt belanghebbende dat de waarborgen voor geheimhouding daarbij onvoldoende waren. De onbevoegdheid van het algemeen bestuur brengt, aldus belanghebbende, mee dat de Verordening, waarop de aanslag is gebaseerd, niet geldig tot stand gebracht is.
Voorts stelt belanghebbende dat de betalingsvoorwaarden van de aanslag leiden tot een ongelijke behandeling, aangezien het degenen die, zoals hij, geen machtiging tot automatische incasso hebben gegeven niet is toegestaan in termijnen te betalen. Deze ongelijke behandeling kan in artikel 139, eerste lid, van de Waterschapswet niet zijn bedoeld en is in strijd met het bepaalde in artikel 1 van de Grondwet en met het gelijkheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur.
Ten slotte stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de kostenvergoeding voor de rechtskundige bijstand in bezwaar had moeten worden toegekend. De bijstand is beroepsmatig verleend en de kosten voor die bijstand zijn in rekening gebracht en betaald.
De heffingsambtenaar heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd betwist.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en voorts primair tot vaststelling van de aanslag op nihil en subsidiair tot ”gelijkstelling van het (de) invorderingsmoment(en) voor alle heffingsplichtigen ongeacht het afgeven van een machtiging voor automatische incasso”.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.