Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6753, 13/00850

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6753, 13/00850

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 september 2014
Datum publicatie
5 september 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:6753
Formele relaties
Zaaknummer
13/00850

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag landinrichtingsrente terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 13/00850

uitspraakdatum: 2 september 2014

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 27 juni 2013, nummer AWB LEE 13/142, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag landinrichtingsrente opgelegd voor een bedrag van € 887,52.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 27 juni 2013 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door haar echtgenoot, [A], alsmede [B], namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. ing. [C] (werkzaam bij de Dienst Landelijk Gebied).

1.7

Namens belanghebbende is een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

In het kader van het ruilverkavelingsproject "[D]" is een Plan van Toedeling opgemaakt op basis van de eigendomssituatie op de peildatum 1 december 1998. Vervolgens is een Lijst der Geldelijke Regelingen (LGR) opgesteld. De LGR is ter inzage gelegd.

2.2

Belanghebbende heeft, tezamen met haar echtgenoot een aantal bezwaren ingediend bij de Landinrichtingscommissie van de ruilverkaveling [D] (hierna: Lic) tegen de LGR alsmede tegen het Plan van toedeling (hierna: Pvt). De Lic heeft deze bezwaren weersproken. De civiele sector van de rechtbank Groningen heeft op 30 november 2005 en op 23 augustus 2006 vonnis gewezen ten aanzien van deze bezwaren. Belanghebbende heeft tegen de vonnissen geen beroep in cassatie ingesteld. Belanghebbende heeft zich vervolgens wederom tot de civiele sector van de Rechtbank Groningen gewend met een aantal klachten waaronder betreffende de landinrichtingsrente. De civiele sector van de rechtbank Groningen heeft belanghebbende deels in haar bezwaren niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft hiertegen geen beroep in cassatie ingesteld.

2.3

Bij beschikking van 9 mei 2011 heeft de rechtbank Groningen de LGR gesloten.

2.4

Volgens de LGR, zoals deze door de rechtbank Groningen is gesloten, zijn over onderstaande kavels de volgende kosten omgeslagen:

Kavelnr. Oppervlakte Perceel Kosten

[00001] 6.01.95 [00005] € 3.153

[00002] 9.46.15 [00006] € 4.956

[00003] 12.59.75 [00007] € 6.599

[00004] 0.16.00 [00008] € 84

2.5

De Inspecteur heeft aan belanghebbende op basis van de op de LGR vermelde kosten, zoals vermeld onder 2.4, een aanslag landinrichtingsrente opgelegd. De aanslag is als volgt berekend:

Perceelnr(s):

[00005] € 189,18

[00006] € 297,36

[00007] € 395,94

[00008] € 5,04

Totaal € 887,52

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag landinrichtingsrente terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de bestreden aanslag.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de onder 3.1 vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing