Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6757, 13/01197
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6757, 13/01197
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 2 september 2014
- Datum publicatie
- 12 september 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:6757
- Zaaknummer
- 13/01197
Inhoudsindicatie
Motorrijtuigenbelasting. Verzuimboete vernietigd wegens schending van vertrouwensbeginsel.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/01197
uitspraakdatum: 2 september 2014
Uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 november 2013, nummer AWB 13/1522, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het over het tijdvak 13 november 2012 tot en met 12 februari 2013 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting van € 141 opgelegd. Daarbij is gelijktijdig bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 49.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 5 november 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2014 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord [A] namens de Inspecteur. Belanghebbende is daarbij met voorafgaande kennisgeving aan het Hof niet verschenen.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is sinds 13 februari 2009 houder van een motorrijtuig met het kenteken [00-YYY-0] (hierna: het motorrijtuig).
De datum van eerste toelating van het motorrijtuig is 13 februari 2009. De datum van eerste tenaamstelling van het voor het motorrijtuig afgegeven kentekenbewijs is eveneens 13 februari 2009.
Belanghebbende heeft op 25 augustus 2010 bij de Inspecteur een vergunning aangevraagd om ter zake van het houden van het motorrijtuig verschuldigde motorrijtuigenbelasting te mogen betalen in maandelijkse termijnen. De Inspecteur heeft de vergunning bij beschikking verleend.
De Inspecteur heeft de in 2.3 bedoelde vergunning bij beschikking van 4 februari 2011 ingetrokken omdat binnen een termijn van een jaar, drie maal, te weten op 3 december 2010, 28 december 2010 en 28 januari 2011, de incasso van de maandelijkse termijnen niet was geslaagd. Vanaf dat moment is de Inspecteur weer rekeningen motorrijtuigenbelasting aan belanghebbende gaan verzenden.
De Inspecteur heeft met dagtekening 12 november 2012 aan belanghebbende een rekening motorrijtuigenbelasting gestuurd voor het tijdvak 13 november 2012 tot met 12 februari 2012 met als uiterste betaaldatum 14 december 2012. Belanghebbende heeft de hierop vermelde verschuldigde motorrijtuigenbelasting van € 141 niet voor de uiterste betaaldatum voldaan. Naar aanleiding hiervan is op 29 januari 2014 aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd, alsmede gelijktijdig bij beschikking een verzuimboete ten bedrage van € 49.
Naast de onderhavige naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting is aan belanghebbende over het tijdvak 13 mei 2012 tot en met 12 augustus 2012 een naheffingsaanslag motorrijtuigbelasting opgelegd, omdat belanghebbende heeft verzuimd de rekening motorrijtuigenbelasting over dat tijdvak voor de uiterste betaaldatum te betalen.
Voorts is aan belanghebbende over het tijdvak 13 augustus 2012 tot met 12 november 2012 een naheffingsaanslag, alsmede bij beschikking een verzuimboete opgelegd, omdat belanghebbende heeft verzuimd de rekening motorrijtuigenbelasting over dat tijdvak voor de uiterste betaaldatum te betalen. Belanghebbende is tegen deze naheffingsaanslag alsmede tegen deze boetebeschikking in bezwaar gekomen. Het bezwaarschrift van belanghebbende luidt voor zover van belang als volgt:
“Mijn bezwaar is dat ik een naheffingsaanslag heb gehad, terwijl ik (…) helemaal geen normale aanslag heb gehad in deze. Ik vermoed dat ik deze niet heb gekregen omdat ik aan jullie heb door gegeven dat er automatisch per maand van onze bankrekening mocht worden afgeschreven. Dit heb ik in juli 2012 aan juli door gegeven. Dit is waarschijnlijk niet goed verwerkt door jullie. Ik ben het dan ook niet eens met naheffing inclusief de verhoging en verzoek jullie om het één en ander recht te zetten.”
De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de verzuimboete over het tijdvak 13 mei 2012 tot en met 12 augustus 2012, bij uitspraak op bezwaar van 10 december 2012, gegrond verklaard. De uitspraak op bezwaar vermeldt voor zover van belang het volgende:
“(…) U heeft de verschuldigde belasting over het tijdvak 13 augustus 2012 tot en met 12 november 2012 niet betaald. De houder van een motorrijtuig blijft hiervoor aansprakelijk. Een rekening wordt verzonden als een vorm van dienstverlening. Het niet of te laat ontvangen van een rekening ontslaat u dan ook niet van de verplichting de belasting tijdig te betalen. U heeft de mogelijkheid gehad om bij de Centrale administratie te informeren waarom (nog) geen rekening werd ontvangen.
Ik handhaaf de aanslag voor wat betreft de enkelvoudige belasting (dit is het totaalbedrag zonder de boete). Hoewel u zelf verantwoordelijk bent voor het betalen van de verschuldigde belasting, heb ik toch aanleiding gevonden u tegemoet te komen en de boete terug te brengen tot € 0.
Het geregistreerde verzuim komt hiermee te vervallen”
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de onderhavige verzuimboete terecht aan belanghebbende is opgelegd.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, tot vernietiging van de verzuimboete en tot betaling in termijnen van de naheffingsaanslag.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.