Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7283, 1400206

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7283, 1400206

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 september 2014
Datum publicatie
25 september 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:7283
Formele relaties
Zaaknummer
1400206
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.5

Inhoudsindicatie

Voor vijf zorginstellingen in thuiszorg werkzame verpleegkundige is ondernemer voor de inkomstenbelasting’

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 14/00206

uitspraakdatum: 23 september 2014

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 februari 2014, nummer AWB 13/2407, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.085. Daarbij is voorts € 479 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2

Deze aanslag en beschikking inzake de heffingrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, haar echtgenoot mr. [A] en mr. [B] als de gemachtigde van belanghebbende. Namens de Inspecteur zijn verschenen en gehoord: [C], mr. drs. [D] en mr. [E].

1.7

Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is – gediplomeerd – verpleegkundige. Zij staat ingeschreven in het BIG-register. Belanghebbende is sedert 2002 werkzaam in de thuiszorg bij verschillende ‘zorgvragers’. Zij staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder de naam ‘[F]’.

2.2

In het onderhavige jaar (2008) heeft belanghebbende gedurende 2.480 uren gewerkt in de thuiszorg. Met deze werkzaamheden heeft zij een bedrag van € 46.740 aan inkomsten genoten.

2.3

Belanghebbende heeft haar werkzaamheden in de thuiszorg in het onderhavige jaar verricht via vijf instellingen die als toegelaten zorgaanbieders in het kader van de Wet toelating zorginstellingen (hierna: de instellingen) zijn aangemerkt. Belanghebbende heeft in 2008 zowel zorg in natura als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, zorg op basis van een zogenoemd PGB als particuliere zorg aan zorgvragers verleend.

2.4

In 2008 heeft belanghebbende via vijf instellingen aan elf personen thuiszorg verleend. Het betreft voornamelijk 24-uurszorg. De vijf instellingen betreffen [G]-zorg te [L] (twee personen), Thuiszorgorganisatie [H] te [M] (één persoon), Thuiszorg [I] te [N] (zes personen), [J] te [O] (één persoon) en [K] te [P] (één persoon).

2.5

Tot de stukken van het geding behoren afschriften van overeenkomsten die belanghebbende met de instellingen heeft gesloten. In die overeenkomsten is in de kern opgenomen dat de instellingen bemiddelen tussen zelfstandige zorgverleners en zorgvragers. Voorts behoren tot de gedingstukken afschriften van overeenkomsten die belanghebbende met zorgvragers heeft gesloten. Voor voorbeelden van de overeenkomsten tussen belanghebbende en de instellingen en tussen belanghebbende en de zorgvragers wordt verwezen naar de onderdelen 2.2 tot en met 2.9 van de uitspraak van de Rechtbank. De inhoud van die onderdelen dient hier als herhaald en ingelast te worden aangemerkt. (Een afschrift van de uitspraak van de Rechtbank is aan deze uitspraak gehecht; rechtbank Gelderland 4 februari 2014, nr. AWB 13/2407, ECLI:NL:RBGEL:2014:582).

2.6

De Belastingdienst heeft voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2008 een onderzoek ingesteld bij de instelling [K]. Het onderzoek richtte zich op de “beoordeling van de arbeidsrelatie van de zorgverleners in de organisatie”. Voor dat onderzoek is uitgegaan van de administratie van [K] van 2006. In het op 25 februari 2009 opgemaakte rapport van dit onderzoek, concludeert de Belastingdienst dat de zorgverleners werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De Belastingdienst heeft voorts een onderzoek ingesteld bij de instelling [G]-zorg. Volgens het tot de gedingstukken behorende conceptrapport van 20 mei 2010 had het onderzoek betrekking op (onder meer) de loonbelasting/premie volksverzekeringen over de periode 1 januari tot en met 30 juni 2007. Uit dit onderzoek volgt volgens de Inspecteur dat bij de door de [G]-zorg ingeschakelde zorgverleners de zelfstandigheid ontbreekt.

2.7

Belanghebbende heeft een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten.

2.8

In haar aangifte IB/PVV 2008 heeft belanghebbende de ter zake van de in de thuiszorg verrichte werkzaamheden ontvangen vergoedingen aangemerkt als winst uit onderneming. Daarbij heeft zij voorts aanspraak gemaakt op toepassing van de zelfstandigenaftrek (€ 6.968) en de MKB-winstvrijstelling (€ 3.978). Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende geen winst uit onderneming geniet maar resultaat uit overige werkzaamheden. Deswege heeft hij belanghebbende geen zelfstandigenaftrek toegekend en evenmin de MKB-winstvrijstelling toegepast.

2.9

Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar aangetekend. In de bezwaarfase heeft belanghebbende op verzoek van de Inspecteur verschillende namen genoemd van andere, in de thuiszorg werkzame verpleegkundigen die door de Belastingdienst wel als ondernemer zijn aangemerkt. Het bezwaar is door de Inspecteur ongegrond verklaard.

2.10

De Inspecteur heeft voor de jaren 2009 tot en met 2014 aan belanghebbende ter zake van haar werkzaamheden als verpleegkundige in de thuiszorg zogenoemde Verklaringen arbeidsrelatie (VAR) WUO verstrekt.

2.11

De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Volgens de Rechtbank heeft belanghebbende de werkzaamheden in de thuiszorg niet voor eigen rekening en risico verricht. Voorts heeft de Rechtbank geoordeeld dat te dezen geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.

2.12

In hoger beroep heeft belanghebbende verklaringen overgelegd van [Q], directeur algemene zaken van [G]-zorg, en van [R], directeur van Thuiszorg [I]. In die verklaringen is onder meer opgenomen dat belanghebbende haar werkzaamheden als verpleegkundige heeft verricht zonder toezicht van de instellingen en naar eigen inzicht, dat belanghebbende zelf de vervanging regelde bij vakantie of ziekte en dat het debiteurenrisico bij belanghebbende lag en niet bij de instellingen.

2.13

In hoger beroep heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende in dienstbetrekking werkzaam is bij de instellingen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of belanghebbende ter zake van haar werkzaamheden in de thuiszorg – op basis van wetstoepassing dan wel via de werking van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur – als ondernemer dient te worden aangemerkt. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken van de Inspecteur en tot vermindering van de aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.139.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing