Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7392, 13/00949

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7392, 13/00949

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 september 2014
Datum publicatie
3 oktober 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:7392
Zaaknummer
13/00949

Inhoudsindicatie

Leges. Geen bewijs dat verordening gemeente Ede strijdig is met bepaling inzake opbrengstlimiet. Omvang bouwkosten uitbreiding hal.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/00949

uitspraakdatum: 23 september 2014

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Ede (hierna: de heffingsambtenaar)

en het incidentele hoger beroep van

Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juli 2013, nummer AWB 13/179, in het geding tussen heffingsambtenaar en belanghebbende

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij schriftelijke kennisgeving aan belanghebbende een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 8.518,55 welk bedrag is berekend naar een bouwsom van € 364.000 (hierna: de aanslag leges).

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak het bezwaar ongegrond verklaard en de aanslag leges gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 23 juli 2013 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de aanslag leges verminderd tot een aanslag, berekend naar een bouwsom van € 304.000 en een beslissing gegeven omtrent de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht.

1.4

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en in zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft het incidentele hoger beroep van belanghebbende beantwoord.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord ing. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] als de gemachtigde van de heffingsambtenaar, bijgestaan door [C], [D] en [E]. Partijen hebben een pleitnota overgelegd.

1.7

Met toestemming van partijen zijn het beroepschrift van belanghebbende en dat van [F] te [Z], rolnummer 13/00549, gelijktijdig behandeld. Hetgeen ter zitting is opgemerkt wordt geacht op beide zaken betrekking te hebben, tenzij uit het zinsverband anders blijkt.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft op 29 maart 2012 digitaal een aanvraag ingediend tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het verplaatsen van een shed, het uitbreiden van een hal en het veranderen van een inrichting. In het aanvraagformulier zijn de kosten voor de bouwwerkzaamheden geschat op € 40.500.

2.2

Ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag zijn aan belanghebbende leges in rekening gebracht tot een bedrag van € 8.518,55, onder meer berekend naar een bedrag aan bouwkosten van € 364.000.

2.3

De heffingsambtenaar is bij de vaststelling van de hoogte van de bouwkosten waarnaar de leges zijn berekend, uitgegaan van de normen voor bouwkosten die afkomstig zijn van het Nederlands Bouwkosten Instituut te Doetinchem (hierna: NBI). In die normen is een bedrag voor de stalinrichting opgenomen. In het onderhavige geval is rekening gehouden met een bedrag van € 60.000 voor de stalinrichting.

2.4

Belanghebbende heeft in bezwaar een offerte overgelegd volgens welke de bouwwerkzaamheden kunnen worden verricht voor een bedrag van € 114.366,18. In de offerte zijn de te verrichten werkzaamheden en de te gebruiken materialen globaal beschreven.

2.5

Belanghebbende heeft ter zitting van de Rechtbank verklaard dat de werkzaamheden inmiddels zijn uitgevoerd en dat de kosten van de bouwwerkzaamheden, exclusief de stalinrichting, € 123.257,53 hebben bedragen.

2.6

De Rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag leges verminderd tot een aanslag op basis van een bedrag van € 304.000 aan bouwkosten. De Rechtbank heeft in haar overwegingen gewezen op het bepaalde in Titel 2, Hoofdstuk 5, onderdeel 2.5.4 van de Tarieventabel.

2.7

Belanghebbende heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kosten voor de bouwwerkzaamheden uiteindelijk € 123.257,53 hebben bedragen en dat de door de gemeente gehanteerde normen niets zeggen over ‘het uit te voeren werk’. Inmiddels is, met bijvoeging van de desbetreffende facturen, een verzoek ingediend om vermindering van de leges op grond van het in 2.6 hierboven genoemde onderdeel van de Tarieventabel. De gemeente heeft daarop echter nog niet gereageerd. De heffingsambtenaar heeft ter zitting verklaard dat een reactie is uitgebleven, in afwachting van de uitspraak van het Hof in de onderhavige zaak.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is de hoogte van de in rekening gebrachte leges. Het geschil spitst zich toe op de vraag of bij de vaststelling van de hoogte van de bouwkosten als heffingsmaatstaf voor de te berekenen leges, de kosten van de inrichting in aanmerking moeten worden genomen. Belanghebbende herhaalt in incidenteel hoger beroep dat de bouwkosten naar haar mening op een te hoog bedrag zijn vastgesteld en voegt daaraan toe dat de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2012 van de gemeente Ede (hierna: de Verordening) en de daarbij behorende tarieventabel (hierna: de Tarieventabel) verbindende kracht moet worden ontzegd omdat de zogenoemde opbrengstlimiet zoals bedoeld in artikel 229b van de Gemeentewet is overschreden.

3.2

Belanghebbende stelt – kort en zakelijk weergegeven – dat naar verwachting de opbrengstlimiet is overschreden. Zij stelt, in reactie op de nader door de heffingsambtenaar verstrekte informatie, dat die onvoldoende inzicht geeft in de ramingen van de baten en de ‘lasten ter zake’. Naar haar mening is niet inzichtelijk gemaakt dat de verstrekte cijfers zijn terug te voeren op de gemeentelijke begroting en zijn de kosten in het overzicht onvoldoende gespecificeerd. Belanghebbende stelt verder dat de inrichtingskosten niet tot de bouwkosten kunnen worden gerekend. De inrichting is afgestemd op de gewenste bedrijfsvoering. De inrichting kan, zonder dat de bouw wijzigingen ondergaat, worden veranderd. Dat bij de constructie van het gebouw rekening wordt gehouden met de (aard van de) inrichting en dat bij het afgeven van de omgevingsvergunning ook milieuaspecten worden meegewogen betekent niet dat de kosten van de inrichting tot de bouwkosten moeten worden gerekend. Naar de mening van belanghebbende bedragen de in aanmerking te nemen bouwkosten € 123.257,53.

3.3

De heffingsambtenaar is de tegengestelde opvatting toegedaan. Hij stelt dat hij met de verstrekte inlichtingen heeft voldaan aan de op hem rustende last om de bij belanghebbende levende twijfel omtrent de kostendekkendheid van de Verordening en de Tarieventabel naar vermogen weg te nemen. Uit de cijfers volgt dat sprake is van een aanzienlijke onderdekking. Op het niveau van de gehele Verordening en alle diensten die in de Tarieventabel zijn opgenomen worden de zogenoemde ‘lasten ter zake’ slechts voor 71 percent door de legesopbrengsten gedekt. De heffingsambtenaar stelt verder dat vanwege een objectieve benadering van de bouwkosten, bij de vaststelling daarvan wordt uitgegaan van de normen van het NBI. De inrichting moet worden aangemerkt als een vaste inrichting. De kosten daarvan moeten worden opgenomen in de bouwkosten. De normen van het NBI zijn afgeleid uit recente gegevens met betrekking tot bouwwerken die in de praktijk zijn gerealiseerd.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

De heffingsambtenaar concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.6

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar, en primair tot vernietiging van de aanslag leges en, naar het Hof begrijpt, subsidiair tot vermindering van de aanslag leges tot een aanslag die is berekend naar een bedrag van € 123.257,53 aan bouwkosten met instandhouding van de overige elementen van de vastgestelde aanslag.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing