Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7395, 13/01309

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7395, 13/01309

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 september 2014
Datum publicatie
3 oktober 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:7395
Zaaknummer
13/01309

Inhoudsindicatie

Bevoegdheid hof. Vaststelling beschikking zorgtoeslag.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/01309

uitspraakdatum: 23 september 2014

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 11 november 2013, nummer AWB ZWO 13/1389, in het geding tussen belanghebbende en

de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Bij besluiten van 30 januari 2009, 12 januari 2010, 15 oktober 2010 en 24 augustus 2012 heeft de Belastingdienst de zorgtoeslag voor belanghebbende voor respectievelijk de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 definitief vastgesteld. Bij besluiten van respectievelijk 31 december 2012, 28 december 2012, 7 januari 2013 en 2 januari 2013 heeft de Belastingdienst de definitieve berekeningen van de zorgtoeslag voor deze jaren herzien en vastgesteld op nihil. Bij besluit van 8 januari 2013 heeft de Belastingdienst de zorgtoeslag voor belanghebbende voor het jaar 2011 definitief vastgesteld op nihil en een bedrag van € 836 teruggevorderd.

1.2

Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 8 mei 2013 heeft de Belastingdienst de tegen deze besluiten gerichte bezwaren ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Oost-Nederland. Bij brief van 11 september 2013 heeft de Belastingdienst de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de jaren 2007 tot en met 2010 ingetrokken en de bezwaren met betrekking tot deze jaren gegrond verklaard. De rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) heeft, als rechtsopvolger van de rechtbank Oost-Nederland, bij uitspraak van 11 november 2013 de beroepen gericht tegen de herziene uitspraken op bezwaar van 11 september 2013 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 8 mei 2013 met betrekking tot het jaar 2011 ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft verder bepaald dat de Belastingdienst het door belanghebbende in verband met de beroepen verschuldigde griffierecht dient te vergoeden.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [A], de zoon van belanghebbende. Namens de Belastingdienst is, met voorafgaande kennisgeving, niemand verschenen.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De feiten

2.1

Belanghebbende staat vanaf 1 december 2000 in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: gba) ingeschreven op het adres [a-straat] 37, [Z]. Op datzelfde adres staat sinds 1 januari 2004 mevrouw [B] (hierna: [B]) ingeschreven in de gba. Uit de relatie tussen belanghebbende en [B] zijn vóór 2011 twee kinderen geboren, te weten [C] en [D].

2.2

Onder de uitspraak van de Rechtbank staat vermeld dat belanghebbende tegen die uitspraak hoger beroep kan instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In de aan belanghebbende gerichte begeleidende brief bij de uitspraak van de Rechtbank staat vermeld dat belanghebbende tegen die uitspraak in hoger beroep kan gaan bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

3 Geschil

3.1

In geschil is of het Hof bevoegd is kennis te nemen van het hoger beroep en zo ja, of belanghebbende tijdig hoger beroep heeft ingesteld (ontvankelijkheid).

Materieel is in geschil het antwoord op de vraag of [B] bij het vaststellen van de definitieve berekening zorgtoeslag voor het jaar 2011 door de Belastingdienst terecht op grond van artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) als toeslagpartner van belanghebbende is aangemerkt.

3.2

De Belastingdienst beantwoordt de materiële vraag bevestigend en de formele vragen ontkennend; belanghebbende heeft tegengestelde standpunten ingenomen.

3.3

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft belanghebbende ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing