Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7396, 14/00007 en 14/00008
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7396, 14/00007 en 14/00008
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 september 2014
- Datum publicatie
- 3 oktober 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:7396
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:245
- Zaaknummer
- 14/00007 en 14/00008
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Elektronisch ingediende aangifte door belastingadviseur. Bewijs voor tijdige verzending rust op belastingplichtige. Omkering en verzwaring bewijslast wegens ontbreken vereiste aangifte. Redelijke schatting?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 14/00007 en 14/00008
uitspraakdatum: 23 september 2014
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 november 2013, nummers AWB 13/2477 en AWB 13/2478, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.000. Daarbij is voorts € 1.731 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opgelegd ten bedrage van € 1.553. Daarbij is € 137 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Deze aanslagen en beschikkingen inzake de heffingrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 4 september 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende alsmede [A] en mr. [B] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende woont in [Z] en oefent sinds geruime tijd een belastingadviespraktijk uit onder de naam ‘Belastingadvieskantoor [C]’. Als zodanig geniet hij winst uit onderneming. Belanghebbende beschikt over een zogenoemd beconnummer. In het onderhavige jaar (2009) heeft belanghebbende voor cliënten 1245 aangiften ingediend bij de Belastingdienst.
Belanghebbende is een administratieplichtige in de zin van artikel 52, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
Belanghebbende is door de Inspecteur op 27 februari 2010 uitgenodigd tot het doen van aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2009 en voor inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) 2009. Op verzoek van belanghebbende heeft de Inspecteur hem voor het indienen van die aangifte (hierna: de aangifte) uitstel verleend tot 1 september 2010. Bij brief van 29 september 2010 heeft de Inspecteur belanghebbende vervolgens eraan herinnerd dat hij de aangifte diende te doen, dat dit nog niet door hem was gedaan en heeft hem in de gelegenheid gesteld de aangifte vóór 13 oktober 2010 alsnog in te dienen. Bij brief van 4 november 2010 heeft de Inspecteur belanghebbende aangemaand tot het doen van de aangifte vóór 18 november 2010. In die brieven heeft de Inspecteur belanghebbende erop gewezen dat een ondernemer gehouden is de aangifte digitaal te doen.
In april 2012 heeft een ambtenaar van de Belastingdienst, een zogenoemde fiscale surveillant, een bezoek aan belanghebbende gebracht. Tijdens dat bezoek is onder meer gesproken over de aangifte en de aangifte IB/PVV 2010. In het systeem van de Inspecteur is met betrekking tot dit bezoek het volgende verslag opgenomen:
“02-04-2012 langs geweest bij de heer [X]. Hij zou uitstel hebben gekregen (Hof: met betrekking tot 2010) tot 1 mei 2012. Ik kan hier echter niets over terug vinden. Wel heeft hij de uitstel aangevraagd zie DAS Hij heeft niet getekend i.v.m. uitstel, maar wel aangegeven dat hij 2009 nog niet heeft ingediend. Hier wist hij niets meer van dat moest hij na gaan kijken. (…)”
Bij brief van 20 november 2012 heeft de Inspecteur belanghebbende bericht dat hij hem ambtshalve een aanslag IB/PVV 2009 zal gaan opleggen naar een geschat belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.000. Die aanslag en de aanslag Zvw 2009 zijn vervolgens met dagtekening 12 december 2012 aan belanghebbende opgelegd. Aan heffingsrente is daarbij in rekening gebracht een bedrag van € 1.731 onderscheidenlijk € 137.
Het bezwaar van belanghebbende tegen deze aanslagen en beschikkingen is door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar van 2 april 2013 ongegrond verklaard. Nadien heeft belanghebbende alsnog een (papieren) aangifte IB/PVV 2009 en Zvw 2009 bij de Inspecteur ingediend. In die aangifte is onder meer een belastbaar inkomen uit werk en woning verantwoord van € 29.222 en een belastbare winst uit onderneming van € 33.710. In de bijgevoegde jaarrekening is als netto-omzet een bedrag van € 95.818 vermeld en aan kosten een bedrag van € 33.459 onder de noemer ‘overige bedrijfskosten’, een bedrag van € 10.262 aan personeelskosten en € 7.682 aan ‘kosten uitbesteed werk en andere externe kosten’.
De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft daartoe onder meer geoordeeld dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende de aangifte niet (tijdig) heeft ingediend, dat belanghebbende derhalve ‘de vereiste aangifte’ niet heeft gedaan, dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, dat de schatting van de Inspecteur redelijk is en – kennelijk – dat belanghebbende niet erin is geslaagd aan de verzwaarde bewijslast te voldoen.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of belanghebbende de aangifte tijdig heeft ingediend en of de aanslagen tot te hoge bedragen zijn vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert kennelijk tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de aanslagen IB/PVV 2009 en Zvw 2009 tot aanslagen, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning respectievelijk bijdrage-inkomen van € 29.222.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.