Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7469, 13/00912
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7469, 13/00912
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 30 september 2014
- Datum publicatie
- 10 oktober 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:7469
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:752, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 13/00912
Inhoudsindicatie
Zuiveringsheffing. Diverse formele grieven. Calamiteit. Beschadigde opslagtanks.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00912
uitspraakdatum: 30 september 2014
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, van 23 juli 2013, nummer AWB ZWO 12/1632 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Oost Nederland (Lococensus) (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor de onroerende zaak [a-straat] 22 te [L] een aanslag in de zuiveringsheffing van waterschap Groot-Salland opgelegd tot een bedrag van € 1.044.052,74.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank), de uiteindelijke rechtsopvolger van de rechtbank Zwolle-Lelystad, heeft het beroep bij uitspraak van 23 juli 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door
[B], mr. [C] en [D], alsmede mr. [E] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door ir. [F], [G], [H] en [I].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
De onroerende zaak [a-straat] 22 te [L] (hierna: de onroerende zaak) is gelegen op het bedrijventerrein [J] en bestaat onder andere uit opslagtanks die zijn geplaatst in een lekbak. De onroerende zaak en de opslagtanks werden gehuurd door en waren in gebruik bij belanghebbende.
Op 18 december 2009 zijn door een uiteindelijk naar GRIP-1 opgeschaalde calamiteit opslagtanks 3 en 4 beschadigd geraakt en is uit deze opslagtanks Urean30 (een vloeibare meststof) gestroomd. Met de aanduiding “30” wordt aangegeven dat 30% van het gewicht uit stikstof bestaat. De lekbakken waarin de tanks 3 en 4 waren geplaatst, waren door middel van een afsluiter aangesloten op het gemeenteriool. Elke tank had een maximale capaciteit van 2.200 ton. Een deel van de Urean30 is in eerste instantie in deze lekbakken gestroomd.
De lekbakken waren recent aangesloten op het riool. De gemeente Kampen en het Waterschap Groot Salland (hierna: het Waterschap) waren hiervan nog niet op de hoogte gesteld. De hulpdiensten die bij de calamiteit waren ingeschakeld, waren van dit feit evenmin op de hoogte. Op 21 december 2009 bleek de werking van de zuivering binnen de RWZI te verslechteren, omdat het ammoniumstikstofgehalte sterk opliep. Hierop zijn door het Waterschap maatregelen getroffen. Deze maatregelen hebben niet kunnen voorkomen dat de gehele waterzuiverende werking van de RWZI is komen stil te liggen.
De heffingsambtenaar onderbouwt het aantal VE waarvan in de aanslag wordt uitgegaan met een rapport van Tauw van 31 maart 2011 (hierna: het Tauw-rapport). In dit rapport wordt de hoeveelheid Urean30 die in de rioolwaterzuiveringsinstallatie (hierna: RWZI) terecht is gekomen, geanalyseerd aan de hand van de gegevens van de debietmeter voor het influent (instroom in RWZI) vanuit de kern [L], de pompgegevens van de rioolgemalen die het bedrijventerrein [J] bedienen en de hoeveelheid stikstof in het effluent (uitstroom) van de RWZI. In dit rapport is rekening gehouden met de reguliere instroom van stikstof in de RWZI.
Bij het opleggen van de in onderdeel 1.1 bedoelde aanslag is de heffingsambtenaar uitgegaan van 22.266 vervuilingseenheden (hierna: VE) tegen een tarief van € 46,89 per VE. 22.266 VE staat gelijk aan 1.214 m³ Urean30. Voordien was reeds met betrekking tot dezelfde feiten en omstandigheden aan [K] B.V. (een andere rechtspersoon dan belanghebbende) een aanslag in de zuiveringsheffing opgelegd naar 20.096 VE tot een bedrag van € 932.301,44. Deze aanslag is bij uitspraak op bezwaar van 28 februari 2011 vernietigd.
Het Algemeen bestuur van het Waterschap heeft op 27 november 2008 de Verordening op de zuiveringsheffing Waterschap Groot Salland (hierna: de Verordening) vastgesteld. In de Verordening is onder meer het volgende bepaald.
“Artikel 1 Begripsbepalingen
De verordening verstaat onder:
a. stoffen: de stoffen genoemd in artikel 6 van deze verordening;
b. riolering: een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, in beheer bij een gemeente;
c. zuiveringstechnisch werk: een werk voor het zuiveren van afvalwater of het transport van afvalwater, niet zijnde een riolering;
d. afvoeren: het brengen van stoffen op een riolering of op een zuiveringstechnisch werk in beheer bij het waterschap;
e. (…)
Artikel 3 Belastbaar feit en heffingsplicht
1 Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, wordt onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting geheven ter zake van het direct of indirect afvoeren op een zuiveringstechnisch werk in beheer bij het waterschap.
2 Aan de heffing worden onderworpen:
a ter zake van het afvoeren vanuit een woonruimte of een bedrijfsruimte: degene die het gebruik heeft van die ruimte;
(…)
4 Indien stoffen met behulp van een riolering worden afgevoerd, is degen bij wie die riolering in beheer is, slechts voor die stoffen die de beheerder zelf op de riolering heeft gebracht aan een heffing onderworpen.”
Belanghebbende heeft rapporten door [M] B.V. laten opstellen. Deze rapporten hebben als datum, 6 september 2010, november 2010 en 10 april 2012 (alle rapporten hierna tezamen: het [M]-rapport). In dit rapport wordt geanalyseerd hoeveel Urean30 via een aftapbuis en een op het terrein aanwezig drainagesysteem rechtstreeks in de rivier de IJssel kan zijn gestroomd. Ook is in dit rapport geanalyseerd in hoeverre het ureum in Urean30 is omgezet in vluchtig ammoniakgas, zodat een geringere concentratie stikstof de RWZI heeft bereikt.
Belanghebbende heeft verder een rapport met datum 25 september 2012 door [N] laten opstellen (hierna: het [N]-rapport). In dit rapport wordt geconcludeerd dat het Waterschap meer had kunnen doen om de instroom van de Urean30 in de RWZI te beperken en dat de kosten gemoeid met het herstel van de RWZI een fractie zijn van de hoogte van de in geding zijnde aanslag. Namens de heffingsambtenaar is door Tauw een reactie op het [N]-rapport opgesteld met datum 17 december 2012.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de aanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd. Belanghebbende heeft daartoe het volgende aangevoerd.
-
de zuiveringsheffing biedt geen grondslag voor heffing bij een calamiteit als de onderhavige;
-
de afsluiters zijn na de ramp ten onrechte geopend door medewerkers van het Waterschap, het Rijk, de gemeente, dan wel een andere overheidsfunctionaris; door dit handelen heeft de heffingsambtenaar het recht verloren aan belanghebbende de onderhavige aanslag op te leggen;
-
de hoogte van de heffing is onaanvaardbaar in het licht van de kosten die het Waterschap in verband met de zuivering heeft moeten maken;
-
e heffingsambtenaar heeft onbehoorlijk gehandeld door eerst een aanslag op te leggen aan de verkeerde rechtspersoon en vervolgens een hogere aanslag aan belanghebbende;
-
de heffingsambtenaar heeft onbehoorlijk gehandeld door het Tauw-rapport eerst op 1 december 2011 (twee weken voor een geplande hoorzitting op 15 december) aan belanghebbende over te leggen en vervolgens stukken achter te houden;
-
gelet op de tekst van de Verordening kan slechts worden geheven over de afvalstoffen die terecht zijn gekomen in de RWZI;
-
door onzorgvuldig handelen van het Waterschap heeft belanghebbende niet (volop) de kans gekregen in (een zijtak van) het riool terechtgekomen Urean30 (geheel) terug te pompen en af te voeren;
-
gelet op het feit dat het Waterschap niet tijdig de juiste maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat de in het riool terechtgekomen Urean30 de RWZI zou bereiken, kan alleen worden geheven over de Urean30 die gedurende de eerste twaalf uren na de ramp de RWZI heeft bereikt;
-
de in het Tauw-rapport gehanteerde effluentmethode is te onnauwkeurig om als onderbouwing van de aanslag te worden gebruikt.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de heffingsambtenaar en tot vernietiging van de aanslag, subsidiair tot vermindering van de aanslag.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.