Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7472, 14/00095 en 14/00096

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7472, 14/00095 en 14/00096

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 september 2014
Datum publicatie
10 oktober 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:7472
Zaaknummer
14/00095 en 14/00096
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024], Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 220, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 220b, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 220e

Inhoudsindicatie

OZB. Belastingplicht kantoorgebouw en logistiek bedrijfscentrum. In gebruik geven. Oppassers. Onjuiste objectafbakening. Strijd met art. 1 Eerste Protocol EVRM?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 14/00095 en 14/00096

uitspraakdatum: 30 september 2014

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Ede (hierna: de heffingsambtenaar),

en het incidenteel hoger beroep van

[X] BV, gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 januari 2014, nummers AWB 13/3956 en 13/8261, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 55 te [L] voor het kalenderjaar 2012, naar waardepeildatum 1 januari 2011, vastgesteld op € 6.653.000. Verder heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een aanslag onroerende-zaakbelasting van € 9.094,65 opgelegd ter zake van het gebruik van de onroerende zaak (hierna: aanslag OZB 2012).

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak voor het kalenderjaar 2013, naar waardepeildatum 1 januari 2012, vastgesteld op € 6.585.000. Verder heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een aanslag onroerende-zaakbelasting van € 9.482,40 opgelegd ter zake van het gebruik van de onroerende zaak (hierna: aanslag OZB 2013) .

1.3.

De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 15 mei 2013 de aanslagen OZB 2012 en 2013 gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende is tegen de uitspraken van de heffingsambtenaar in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 23 januari 2014 de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de aanslagen OZB 2012 en 2013 vernietigd.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft bij brief van 11 februari 2014, ingekomen bij het Hof op dezelfde datum, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.6.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.7.

De heffingsambtenaar heeft zijn zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren gebracht.

1.8.

Belanghebbende heeft op verzoek van het Hof een nader stuk ingediend.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2014 te Arnhem. Belanghebbende is vertegenwoordigd door mw. mr. [A], advocaat te [M], bijgestaan door [B]. De heffingsambtenaar is vertegenwoordigd door [C].

1.10.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en de wederpartij.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [a-straat] 55 te [L] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak bestaat uit een kantoorgebouw en een achterliggend logistiek bedrijfscentrum. De onroerende zaak staat sedert 2010 leeg in afwachting van verhuur.

2.2.

In het kader van leegstandsbeheer heeft belanghebbende op 31 oktober 2011 een overeenkomst gesloten met [D] BV (hierna: [D] BV) waarin onder meer het volgende is overeengekomen:

“VOLMACHT

De ondergetekenden,

  1. [Belanghebbende], (…), hierna te noemen “bruikleengever/volmachtgever”,

  2. [[D] BV], (…), hierna te noemen “gevolmachtigde”

overwegende

dat bruikleengever eigenaar/beheerder is van het pand en erf (…), bestaande uit een bedrijfspand, hierna te noemen “het pand”,

dat het pand tijdelijk leeg stond/staat in afwachting van verkoop/verhuur/renovatie/sloop/bestemmingsplanwijziging of een andere ontwikkeling,

dat bruikleengever/volmachtgever genegen is slechts enkele ruimtes in het pand, doch niet het gehele pand, voor (on)bepaalde tijd, tot wederopzegging door hemzelf of bruikleengever, en om niet, aan een gegadigde in al dan niet gedeelde bruikleen te geven, om daarin tijdelijk verblijf te houden (zie hiervoor bijgevoegde plattegrond),

dat bruikleengever/volmachtgever aan gevolmachtigde volmacht wil geven om voor en in naam van hem, bruikleengever/volmachtgever, bruikleenovereenkomsten voor het pand af te sluiten en om de daaruit voor bruikleengever/volmachtgever en gevolmachtigde voortvloeiende bevoegdheden uit te oefenen in voege als hierna zal worden vermeld,

Zijn het navolgende overeengekomen:

Artikel 1 Volmacht

Bruikleengever/volmachtgever geeft vanaf 1 november 2011 voor onbepaalde tijd, tot wederopzegging met een opzegtermijn van vier weken (…), volmacht aan gevolmachtigde, en gevolmachtigde neemt vanaf 1 november 2011 voor onbepaalde tijd, tot wederopzegging met een opzegtermijn van vier weken (…), volmacht van bruikleengever/volmachtgever aan, om als onmiddellijk vertegenwoordigster van en in naam van bruikleengever/volmachtgever een of meer bruikleenovereenkomsten voor het pand aan te gaan overeenkomstig de in concept aangehechte, onderaan iedere pagina door bruikleengever/volmachtgever voor akkoord ondertekende bruikleenovereenkomst, en om de daaruit voor bruikleengever/volmachtgever en gevolmachtigde voortvloeiende bevoegdheden uit te oefenen, de bevoegdheden van bruikleengever/volmachtgever in geval van niet-nakoming van deze overeenkomst door bruiklener daaronder begrepen.

Artikel 2 Voorzieningen

Gevolmachtigde zal gerechtigd zijn om zo mogelijk en zo nodig het pand enigszins geschikt te (laten) maken voor het beoogde tijdelijke gebruik. Gevolmachtigde zal uit hoofde van hetgeen in dat kader in of aan het pand wordt aangebracht door bruikleengever/volmachtgever niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. Een en ander zal bij definitieve beëindiging van de beoogde bruikleenovereenkomsten door gevolmachtigde als haar eigendom mogen worden verwijderd en daadwerkelijk worden verwijderd.

Artikel 3 Vergoeding

Ter zake van contractkosten is volmachtgever een vergoeding groot € 0 (zegge: nihil) verschuldigd, exclusief BTW. In geval de duur van de volmacht in totaal korter dan drie kalendermaanden is, inclusief de opzegtermijn van vier weken, dan wordt volmachtgever door gevolmachtigde een bedrag groot € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) exclusief BTW in rekening gebracht als vergoeding.”

2.3.

In de concept-bruikleenovereenkomst zoals genoemd in artikel 1 van voornoemde overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:

“De ondergetekenden,

1. [Belanghebbende], (…), hierna te noemen “bruikleengever”, ten deze onmiddellijk vertegenwoordigd door [[D] BV], (…), hierna te noemen “gevolmachtigde”;

en

2. Achternaam: …………………………

Voornamen voluit: …………………..

(…) hierna te noemen “de bruiklener”

In aanmerking nemende:

dat bruikleengever eigenaar/beheerder/huurder is van het pand en erf (…), hierna te noemen “het pand”,

dat het pand tijdelijk leeg staat in afwachting van verkoop/verhuur/renovatie/sloop of enige andere ontwikkeling;

dat bruikleengever – ter beperking van het risico van ingebruikname door derden zonder recht of titel – genegen is slechts enkele ruimtes in het pand voor onbepaalde tijd, tot wederopzegging en om niet aan bruiklener in bruikleen te geven, om aldaar alleen of samen met door bruikleengever aan te wijzen derden tijdelijk verblijf te houden (zie hiervoor bijgevoegde plattegrond),

(…)

Zijn het navolgende overeengekomen:

Artikel 1 Bruikleen

Bruikleengever geeft vanaf 17 maart 2011 voor onbepaalde tijd, tot wederopzegging en om niet, het pand en toebehoren ingevolge artikel 7A:1777 BW in bruikleen aan bruiklener, welke pand bruiklener in bruikleen aanvaardt. (…)”

2.4.

In de onderhavige jaren 2012 en 2013 wordt een deel van het kantoorgebouw, te weten 205 m² van de in totaal 3.300 m² kantoorruimte, bewoond door zogenoemde oppassers. De oppassers hebben onder meer de beschikking over een douche, toilet en een keuken.

2.5.

In de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2012 en in de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2013 van de gemeente [L] (hierna: de Verordening) is onder meer het volgende bepaald:

Artikel 1 Belastingplicht

1. Onder de naam ‘onroerende-zaakbelastingen’ worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:

a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;

b. een eigenarenbelasting van degene die (…)

2. Bij de gebruikersbelasting wordt:

a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

b. (…)

Artikel 2 Belastingobject

  1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

  2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

  1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1.

  2. (…)

Artikel 4 Vrijstellingen

  1. (…)

  2. (…)

  3. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 5 Belastingtarieven

  1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:

  2. a. de gebruikersbelasting: 0, 1367% [2012] 0,1440% [2013]”

2.6.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat niet belanghebbende maar [D] BV de onroerende zaak in gebruik heeft gegeven, dat mitsdien op grond van artikel 1 van de Verordening belanghebbende niet als belastingplichtige voor de gebruikersbelasting kan worden aangemerkt, en dat derhalve de aanslagen OZB 2012 en 2013 moeten worden vernietigd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslagen OZB 2012 en 2013 ter zake van het gebruik van de onroerende zaak, terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd.

3.2.

Tussen partijen is primair in geschil of belanghebbende als gebruiker van de onroerende zaak in de zin van artikel 1, lid 2, van de Verordening kan worden aangemerkt.

3.3.

In het incidentele hoger beroep betoogt belanghebbende dat de heffingsambtenaar het belastingobject onjuist heeft afgebakend, doordat de aanslagen ten onrechte mede betrekking hebben op het logistiek bedrijfscentrum. Verder betoogt belanghebbende dat het heffen van gebruikersbelasting in het onderhavige geval strijdig is met het bepaalde in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.

3.4.

De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de heffingsambtenaar, tot vermindering van de heffingsmaatstaf voor de OZB tot waarden van € 2.664.647 (2012) en € 2.600.647 (2013) en tot vermindering van de ter zake van het gebruik opgelegde aanslagen OZB tot respectievelijk € 3.642 (2012) en € 3.744 (2013). Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing