Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-10-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7779, 12/00311
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-10-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7779, 12/00311
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 7 oktober 2014
- Datum publicatie
- 13 oktober 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:7779
- Zaaknummer
- 12/00311
Inhoudsindicatie
In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 12/00311
uitspraakdatum: 7 oktober 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 6 september 2012, nummer AWB 11/586, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost/Landelijk Coördinatiecentrum Auto,
(hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het tijdvak 2008 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: LB/PVV) opgelegd van € 8.934. Bij beschikking is aan heffingsrente een bedrag berekend van € 443, en een boete van € 4.467.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd en de boetebeschikking vernietigd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 6 september 2012 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de naheffingsaanslag LB/PVV verminderd tot een bedrag van € 8.842, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Bij een op 13 maart 2014 ingekomen brief heeft belanghebbende zijn hoger beroep aangevuld. Op 20 maart 2014 is ter griffie van het Hof een pleitnota van de Inspecteur ontvangen.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende zijn gemachtigde drs. [A], bijgestaan door [B], en namens de Inspecteur [C].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende was in de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 in dienstbetrekking werkzaam als directeur bij [D] BV te [Z] (hierna: werkgever).
De werkgever heeft aan belanghebbende in 2008 een auto, te weten een Mercedes Benz E280, kenteken [00-YY-XX] (hierna: de auto), ter beschikking gesteld. Door middel van een ingevuld en ondertekend formulier van 23 maart 2006 heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht een 'Verklaring geen privégebruik auto' af te geven. Bij beschikking met dagtekening 30 maart 2006 heeft de Inspecteur positief beslist op het verzoek van belanghebbende.
Bij brief met dagtekening 20 november 2009 heeft de Inspecteur ter controleop de afgegeven verklaring geen privégebruik auto, belanghebbende verzocht over de periode 1 januari 2008 tot en met 20 november 2009 een vragenformulier 'Loonheffingen geen privégebruik auto' in te vullen en, indien belanghebbende daarover beschikt, een rittenregistratie te overleggen.
Belanghebbende heeft hierop gereageerd door het vragenformulier ingevuld en ondertekend, met dagtekening 8 december 2009, te retourneren. Bij vraag 10 van het vragenformulier heeft belanghebbende het volgende vermeld:
'Vraag 6d: alle ritten zijn zakelijk
Vraag 6i: de namen van bedrijven, die bezocht worden zijn vermeld; niet de adressen; wel de plaatsnamen.'
Als bijlage bij de vragenbrief heeft belanghebbende zijn rittenregistratie overgelegd. In de rittenregistratie is vermeld dat in 2008 alleen zakelijk met de auto is gereden.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 8 februari 2010 erop gewezen dat in de rittenregistratie 2008 de volgende gebreken zijn geconstateerd:
- per enkele rit is de begin- en eindstand van de kilometerteller niet (altijd) aangegeven;
- per enkele rit is het volledige begin- en eindadres niet (altijd) aangegeven;
- het karakter van de rit (privé of zakelijk) is niet (altijd) aangegeven;
- de afwijkende route is niet (altijd) genoteerd.
Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld een rittenregistratie in te dienen over de periode 1 januari 2008 tot en met 20 november 2009 die aan de formele eisen van de Wet op de loonbelasting voldoet.
Belanghebbende heeft bij brief van 17 maart 2010 een aangepaste rittenregistratie aan de Inspecteur gezonden.
Bij brief van 30 maart 2010 heeft de Inspecteur met betrekking tot de rittenregistratie van de auto over de periode 2006-2009 een aantal vragen gesteld die betrekking hebben op 20 signaleringen van weggebruik met de door belanghebbende gebruikte auto’s en die niet in de rittenadministratie van belanghebbende zijn verwerkt. Over 2008 heeft de Inspecteur het volgende opgemerkt:
'- Uit informatie van verkeersdiensten blijkt dat er op donderdag 10-7-2008 op de Weg Der Verenigde Naties in Groningen met uw auto [00-YY-XX] is gereden. Deze rit staat niet vermeld in uw rittenregistratie. Kunt u dit verklaren?
- Uit informatie van verkeersdiensten blijkt dat er op donderdag 24-7-2008 op de rijksweg A28 in de gemeente Assen met uw auto [00-YY-XX] is gereden. Deze rit staat niet in uw ritten registratie. Kunt u dit verklaren?'
Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur desgevraagd verklaard dat het hier gaat om twee verkeersovertredingen in het jaar 2008.
Belanghebbende heeft bij brief van 17 april 2010 geantwoord dat een aantal van de in de brief van 30 maart 2010 door de Inspecteur aangehaalde ritten samenvalt met genoteerde ritten naar klanten. Tevens heeft hij opgemerkt dat het (slechts) een aantal malen is voorgekomen dat hij of zijn boekhoudster dagnotities zijn kwijtgeraakt en dat de informatie naar beste geheugen is aangevuld. Ook kunnen dagnotities incidenteel verkeerd zijn overgenomen of verkeerd zijn gelezen. Daarnaast heeft hij medegedeeld dat de auto af en toe ook wordt gebruikt door andere verkopers van het bedrijf. Deze personen hebben wel de ritten en kilometers opgegeven maar deze gegevens zijn niet door hem te controleren. Tot slot heeft hij laten weten dat hij in privé over een veel prettigere auto beschikt en dat het daarom niet nodig is de aan hem ter beschikking gestelde auto in privé te gebruiken.
De Inspecteur heeft met dagtekening 16 augustus 2010 de naheffingsaanslag LB/PVV over 2008 opgelegd van € 8.934. Dit bedrag van € 8.934 is gebaseerd op:
- -
-
een tabelloon per jaar van € 41.978;
- -
-
de cataloguswaarde van de auto van € 76.818;
- -
-
de periode van terbeschikkingstelling van bovengenoemde auto van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008;
- -
-
een eigen bijdrage van nihil.
Ter zitting van de Rechtbank heeft belanghebbendes gemachtigde verklaard dat belanghebbende de ritten bijhield in zijn digitale agenda (telefoon) en dat belanghebbendes secretaresse de ritten aan de hand van die agenda verwerkte in Excel. De gegevens van de digitale agenda zijn niet bewaard gebleven.
In de procedure bij de Rechtbank heeft de Inspecteur zich nader op het standpunt gesteld dat de cataloguswaarde van de auto € 76.107 bedraagt. De Rechtbank heeft het beroep, uitsluitend wat betreft de waarde van de auto en de daarmee verband houdende berekening van de na te heffen loonbelasting, gegrond verklaard en in verband daarmee de nageheven loonbelasting verminderd tot € 8.842.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
In een brief, ter griffie van het Hof ontvangen op 13 maart 2004, heeft belanghebbende het hoger beroep aangevuld met de stelling dat de Inspecteur heeft gehandeld in strijd met artikel 8 EVRM en de Wet bescherming persoonsgegevens door gebruik te maken van gegevens van het Centraal Justitieel Incasso Bureau.
Ter zitting van het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende nader en uitdrukkelijk verklaard, dat het hoger beroep zich beperkt tot voormelde grief van schending van artikel 8 EVRM en de Wet bescherming persoonsgegevens.
Voorts heeft de gemachtigde verklaard dat de catalogusprijs van de auto zoals nader vastgesteld door de Rechtbank, alsmede de bevoegdheid van de Inspecteur die de naheffingsaanslag heeft vastgesteld niet meer in geschil zijn.De gemachtigde concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de naheffingsaanslag.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.