Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-10-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8288, 14/00061 en 14/00062

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-10-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8288, 14/00061 en 14/00062

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 oktober 2014
Datum publicatie
7 november 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:8288
Zaaknummer
14/00061 en 14/00062

Inhoudsindicatie

Loonheffing. Ontvankelijkheid bezwaar. Rechtsgeldige bekendmaking naheffingsaanslag. Adreswijziging.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 14/00061 en 14/00062

uitspraakdatum: 28 oktober 2014

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 december 2013, nummers AWB 13/2153 en 13/2155, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag (aanslagnummer: [000000000]) in de loonheffingen opgelegd ten bedrage van € 56.160. Daarbij is voorts € 2.003 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 28.080.

1.2

Het bezwaar van belanghebbende tegen deze naheffingsaanslag en beschikkingen inzake de heffingsrente en boete is door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij ambtshalve genomen besluit van 25 maart 2013 heeft de Inspecteur de vergrijpboete vernietigd.

1.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift alsmede een nader stuk ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren voorts de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.

1.6

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2014 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord: mr. [A] namens de Inspecteur. De gemachtigde van belanghebbende, mr. drs. [B], is met kennisgeving aan het Hof niet ter zitting verschenen.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die een vleesverwerkingsbedrijf exploiteerde, is in 1999 opgericht. Zij is, evenals haar moedermaatschappij en drie zustervennootschappen, sindsdien gevestigd op het adres [a-straat] 8 te [L]. Als gevolg van een gemeentelijke herindeling is dit adres per 1 januari 2002 gewijzigd in [a-straat] 8 te [Z].

2.2

Naar aanleiding van de bevindingen van een strafrechtelijk onderzoek, heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende in het onderhavige tijdvak (1 januari 2008 tot en met 31 december 2009) aan bij haar in dienst zijnde illegale werknemers lonen heeft uitbetaald waarover geen loonheffingen zijn ingehouden en afgedragen. In verband hiermee heeft de Inspecteur belanghebbende bij brieven van 23 juni 2010, 29 oktober 2010 en 9 november 2010 bericht een naheffingsaanslag te zullen gaan opleggen met een vergrijpboete.

2.3

De naheffingsaanslag ten bedrage van € 56.160, de boetebeschikking ten bedrage van € 28.080 en de belanghebbende in rekening gebrachte heffingsrente van € 2.003 zijn op 10 december 2010 door de Inspecteur administratief vastgesteld. Het betreffende, ten name van belanghebbende gestelde, aanslagbiljet draagt als dagtekening 21 december 2010. Het aanslagbiljet is op 16 december 2010 door de ontvanger verzonden naar het adres [a-straat] 8 te [Z].

2.4

Omdat de naheffingsaanslag niet (volledig) binnen de gestelde termijn is betaald door belanghebbende, heeft de ontvanger belanghebbende bij brief van 27 januari 2011 gemaand alsnog de op het naheffingsaanslagbiljet opgenomen bedragen te betalen. Deze aanmaning is verzonden naar het nieuwe adres van belanghebbende: [b-straat] 24-R-1 te [Z].

2.5

Vervolgens is, omdat ook ná de aanmaning betaling uitbleef, aan belanghebbende op 17 februari 2011 op het adres [b-straat] 24-R-1 te [Z] een door de ontvanger uitgevaardigd dwangbevel betekend. Naar aanleiding van dit dwangbevel heeft belanghebbende bij brief van 23 februari 2011 bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslag. In het bezwaarschrift is onder meer vermeld dat belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag niet heeft ontvangen.

2.6

De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 12 maart 2013 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Bij ambtshalve genomen besluit van 25 maart 2013 heeft de Inspecteur niettemin de boetebeschikking vernietigd.

2.7

De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende bij uitspraak van 24 december 2013 ongegrond verklaard.

2.8

Belanghebbende heeft op 29 januari 2014 hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank ingesteld.

2.9

Op 26 mei 2014 is belanghebbende ontbonden.

2.10

Partijen zijn bij aangetekende brieven van 22 augustus 2014 uitgenodigd voor het onderzoek ter zitting in hoger beroep op 9 oktober 2014 te Arnhem. De Inspecteur heeft op 1 oktober 2014 een nader stuk ingezonden van één bladzijde met een bijlage. Deze bijlage betreft een afschrift van een formulier ‘wijziging ondernemings- en vestigingsgegevens’ van de Kamer van Koophandel, dat blijkens de daarop vermelde gegevens is ondertekend door [C] en de dagtekening “17-12-2010” vermeldt. Dit nadere stuk is eveneens op 1 oktober 2014 door de Inspecteur – per fax – verzonden naar de gemachtigde van belanghebbende. Het Hof heeft het nader stuk op 2 oktober 2014 doorgezonden naar de gemachtigde van belanghebbende. Op 8 oktober 2014 heeft de secretaresse van de gemachtigde van belanghebbende het Hof bericht dat van de zijde van belanghebbende niemand ter zitting zal verschijnen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of het bezwaar van belanghebbende tegen de onderhavige naheffingsaanslag terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de Inspecteur. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar, tot ontvankelijkverklaring van het bezwaar en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank voor een inhoudelijke behandeling ervan.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing