Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8778, 14/00301
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8778, 14/00301
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 november 2014
- Datum publicatie
- 21 november 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:8778
- Zaaknummer
- 14/00301
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Aftrek verkoopkosten en afwaarderingsverlies. Bewijs
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00301
uitspraakdatum: 11 november 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 februari 2014, nummer AWB 13/2747, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 146.617.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot één berekend naar een belastbaar bedrag van € 108.148. Daarbij is € 473 heffingsrente vergoed.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2014 te Arnhem. Beide partijen zijn met voorafgaande kennisgeving aan het Hof niet verschenen.
2 De vaststaande feiten
Vanaf de oprichtingsdatum is de heer [A] enig aandeelhouder en bestuurder van belanghebbende. [A] heeft op 18 oktober 2010 [B] BV opgericht. Ook van deze vennootschap is hij enig aandeelhouder en bestuurder. [B] BV heeft een 50 percent deelneming in [C] BV en, aldus belanghebbende, ook een 50 percent deelneming in [D] BV.
Belanghebbende heeft op 1 december 2009 met [E] een geldleningsovereenkomst gesloten. Voormelde overeenkomst is zowel namens de schuldeiser als de schuldenaar ondertekend door Nijboer en heeft de volgende kenmerken:
- -
-
door belanghebbende is aan [E] € 130.021 uitgeleend;
- -
-
dit bedrag zou worden aangewend voor de aanschaf van 50% deelnemingen in [C] BV en [D] BV;
- -
-
de verschuldigde rente bedraagt 4% per jaar;
- -
-
de looptijd van de geldlening is 10 jaren;
- -
-
de aflossing geschiedt in beginsel aan het einde van de looptijd van de geldlening.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2010 aangifte vennootschapsbelasting gedaan naar een belastbaar bedrag van € 146.617. De aanslag vennootschapsbelasting 2010 is conform deze aangifte opgelegd. Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Zij heeft daarbij een berekening overgelegd waarin een belastbaar bedrag van € 41.867 negatief is vermeld. Dit verlies is mede veroorzaakt door een afwaarderingsverlies van € 135.526 met betrekking tot de in 2.2 vermelde vordering en door verkoopkosten ter grootte van € 14.849.
In haar aan de Inspecteur gerichte brief van 1 maart 2013 schrijft belanghebbende dat de onderliggende facturen van voormelde verkoopkosten separaat worden toegezonden. Tevens vermeldt zij dat [E] in december 2009 een belang heeft verworven in [D] BV en [C] BV en dat de aanschaf van deze aandelen deels is gefinancierd met de in 2.2 vermelde lening. Ook geeft belanghebbende aan dat deze laatste vennootschappen over de afgelopen jaren verlieslatend zijn geweest en dat daarom op grond van goed koopmansgebruik door belanghebbende de gehele in 2.2 vermelde vordering ten laste van het resultaat is afgewaardeerd.
Belanghebbende heeft de onderliggende facturen van de verkoopkosten niet toegezonden. Evenmin zijn stukken betreffende de vermogenspositie van [B] BV, waarvan zij stelt dat dit de in 2.2 vermelde vennootschap [E] betreft, in het jaar 2010 overgelegd.
De Inspecteur heeft in zijn uitspraak op bezwaar de onderhavige aanslag verminderd tot één berekend naar een belastbaar bedrag van € 108.148. Hij heeft dit bedrag berekend door bij het in 2.3 vermelde belastbare bedrag van € 41.867 (negatief) de verkoopkosten ter grootte van € 14.489 en het afwaarderingsverlies van € 135.526 op te tellen.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2010 na bezwaar tot het juiste bedrag is verminderd en of de Inspecteur daarbij terecht een impliciete verliesvaststellingsbeschikking van nihil heeft genomen. In het bijzonder is in geschil of de Inspecteur terecht de verkoopkosten ter grootte van € 14.489 en het afwaarderingsverlies van € 135.526 met betrekking tot de vordering op [B] BV heeft gecorrigeerd.
Belanghebbende is van mening dat voornoemde bedragen ten onrechte niet in aftrek zijn toegelaten. De Inspecteur is de tegengestelde mening toegedaan.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, alsmede tot vermindering van de onderwerpelijke aanslag tot één berekend naar een belastbaar bedrag van € 41.867 negatief en, naar het Hof begrijpt, tot verhoging van het bij beschikking vastgestelde verlies tot € 41.867.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.