Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8845, 13/01178 en 13/01179
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8845, 13/01178 en 13/01179
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 november 2014
- Datum publicatie
- 28 november 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:8845
- Zaaknummer
- 13/01178 en 13/01179
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Winstcorrectie ter zake van inkoopkortingen terecht? Bewijslastverdeling.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/01178 en 13/01179
Uitspraakdatum: 18 november 2014
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur),
en de incidentele hoger beroepen van
[X] BV, gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland van 17 oktober 2013, nummer AWB 12/3943 en nummer AWB 13/1399, in de gedingen tussen belanghebbende en de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbare winst van € 521.942. Daarbij is een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 21.072. Verder is een verzuimboete van € 794 opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangifte.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbare winst van € 492.624. Daarbij is een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 14.681.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van respectievelijk 27 juni 2012 en
9 april 2013 de aanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de verzuimboete gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen.
De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 17 oktober 2013, nummer AWB 12/3943, het beroep inzake de aanslag vennootschapsbelasting 2007 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbare winst van € 21.942, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de verzuimboete verminderd tot € 113.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 17 oktober 2013, nummer AWB 13/1399, het beroep inzake de aanslag vennootschapsbelasting 2008 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbare winst van € 92.624, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en het door de Inspecteur verschuldigde bedrag aan dwangsom vastgesteld op € 280.
De Inspecteur heeft bij brieven van 14 november 2013, ingekomen bij het Hof op
18 november 2013, tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft bij brieven van 19 december 2013 de gronden van het hoger beroep toegestuurd. In deze brieven heeft de Inspecteur zich beroepen op geheimhouding of beperking van de kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 Awb.
Belanghebbende heeft bij brief van 24 januari 2014 gereageerd op het beroep van de Inspecteur op artikel 8:29 Awb.
De mondelinge behandeling door het Hof heeft plaatsgevonden op 21 mei 2014 te Arnhem. De zaken met de nummers 13/01178 en 13/01179 zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende is daar vertegenwoordigd door mr. [A], advocaat te [L]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B], mr. [C] en
mr. [D].
Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende een pleitnota voorgedragen en overgelegd. De Inspecteur heeft ter zitting zijn beroep op artikel 8:29 Awb ingetrokken. Het Hof heeft daarop het onderzoek ter zitting geschorst.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat op 26 mei 2014 aan partijen is toegezonden.
De griffier heeft bij brief van 26 mei 2014 de stukken die door de Inspecteur met een beroep op artikel 8:29 Awb waren ingebracht, aan belanghebbende toegestuurd.
De Inspecteur heeft bij brief van 25 juni 2014 de gronden van de hoger beroepen toegestuurd.
Belanghebbende heeft op 7 augustus 2014 verweerschriften ingediend en daarbij incidenteel hoger beroepen ingesteld.
De Inspecteur heeft bij brief van 4 september 2014 gereageerd op de incidentele hoger beroepen.
Belanghebbende heeft op 23 september 2014 nadere stukken ingediend.
De nadere mondelinge behandeling door het Hof heeft plaatsgevonden op
8 oktober 2014 te Arnhem. De zaken met de nummers 13/01178 en 13/01179 zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende is daar vertegenwoordigd door mr. [A], advocaat te [L]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B],
mr. [C], mr. [D] en [E].
Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting een pleitnota toegestuurd aan het Hof en de Inspecteur. Deze pleitnota wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende nog een andere pleitnota voorgedragen en overgelegd. Ook de Inspecteur heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
De heer [F] (hierna: [F]) is directeur en grootaandeelhouder van belanghebbende.
Bij de Inspecteur bestaat het vermoeden dat belanghebbende en/of [F] beschikken over, kort gezegd, buitenlandse bankrekeningen en (andere) buitenlandse vermogensbestanddelen die door hen niet jegens de Nederlandse fiscus zijn verantwoord. In verband hiermee heeft de Inspecteur belanghebbende op de voet van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gevraagd de benodigde inlichtingen en gegevens te verstrekken.
Omdat die inlichtingen en gegevens in de ogen van de Inspecteur niet door belanghebbende zijn verstrekt, heeft de Inspecteur (althans de Staat der Nederlanden) een kort geding tegen belanghebbende aangespannen bij de burgerlijke rechter. Bij vonnis in kort geding van 27 oktober 2011 van de Rechtbank Arnhem heeft de voorzieningenrechter de vordering van de Inspecteur tot, kort gezegd, het doen van opgave van buitenlandse bankrekeningen en (andere) buitenlandse vermogensbestanddelen op straffe van een dwangsom toegewezen. Tegen dit vonnis heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof (afdeling civiel recht).
Op 13 augustus 2013 heeft het Hof (afdeling civiel recht) beslist op het hoger beroep (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 augustus 2013, nummers 200.098.656 en 200.098.665,
). Kort gezegd heeft het Hof beslist dat belanghebbende, met bepaalde restricties, informatie dient te verschaffen aan de Inspecteur met betrekking tot de door de Inspecteur gestelde buitenlandse vermogensbestanddelen. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende beroep in cassatie aangetekend.De Inspecteur heeft aanslagen vennootschapsbelasting 2007 en 2008 ter behoud van rechten opgelegd. De Inspecteur heeft de belastbare winst gecorrigeerd met een bedrag van respectievelijk € 500.000 (2007) en € 400.000 (2008). Deze correcties hebben betrekking op veronderstelde inkoopkortingen (van 5%) die door belanghebbende stelselmatig zouden zijn bedongen bij leveranciers, zonder dat deze kortingen in belanghebbendes administratie zijn verwerkt. De totale inkoop van belanghebbende – zowel de inkoop bij binnenlandse als buitenlandse leveranciers – heeft in 2007 en 2008 respectievelijk € 9.765.576 en € 8.228.918 bedragen.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur geen informatiebeschikking heeft gegeven en dat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vereiste aangiften niet zijn gedaan, zodat de bewijslast niet kan worden omgekeerd en verzwaard. Vervolgens heeft de Rechtbank geoordeeld dat de Inspecteur de correcties niet aannemelijk heeft gemaakt. De Rechtbank heeft derhalve de belastbare winst verminderd tot respectievelijk € 21.942 (2007) en € 92.624 (2008). Verder heeft de Rechtbank de verzuimboete (2007) verminderd tot € 113 en een dwangsom (2008) toegekend van € 280 wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
In hoger beroep heeft de Inspecteur gesteld dat belanghebbende in de onderhavige jaren 2007 en 2008 inkoopkortingen heeft bedongen, dat deze kortingen steeds 5% van de inkoop hebben bedragen, dat deze inkoopkortingen ten goede zijn gekomen aan belanghebbendes grootaandeelhouder [F] en dat deze inkoopkortingen tot de belastbare winst van belanghebbende moeten worden gerekend. Ter onderbouwing van deze stellingen heeft de Inspecteur in hoger beroep stukken ingebracht.
Tot deze stukken behoort onder meer een brief van de Oostenrijkse belastingautoriteiten van 15 juli 2005 met bijlagen, alsmede een mailbericht van de Italiaanse belastingautoriteiten van 14 april 2010 met bijlagen.
De Oostenrijkse belastingautoriteiten hebben in de brief van 15 juli 2005 het volgende geschreven:
“In Entsprechnung Ihres Ansuchens vom 18.1.2005 übermitteln wir Ihnen anbei die von Ihnen angeforderten Unterlagen der Fa. [G] GmbH (…).
Die Firma [H] B.V. [Z] scheint bei der Firma [G] Industriebetriebe GmbH als Kunde auf und es wurden Aluminiumprofile an diese Firma geliefert. Als Beilage senden wir Ihnen das entsprechende Kundenkonto für den Zeitraum 1997-2005.
Als Lieferant scheint die Firma [X] B.V. auf. Im Zeitraum 1997 bis 2003 wurden drei Rechnungen gestellt, die jedoch immer auf ein anderes Konto überwiesen wurden. Die Rechnungskopien und die dazugehörigen Zahlungsbelege werden ebenfalls an Sie weitergeleitet.”
Als bijlage bij voornoemde brief van 15 juli 2005 zijn facturen van belanghebbende aan [G] GmbH (hierna: [G] GmbH) gevoegd van 13 december 2000, 26 juni 2002 en 31 december 2002, alsmede bewijzen van overboeking uit de administratie van [G].
Op de factuur van 13 december 2000 is het volgende vermeld:
“Commercial Promotion activities for the different [H] Companies as agreed with you. For the period until 01 januari 2000 until 01-08-2000 Dfl 19.969,95.
Transfer this money in favour of [F] bankaccount nr [0000000] of Banco Espirito Santo (...) Portugal”
Op de factuur van 26 juni 2002 is het volgende vermeld:
“Commercial Promotion activities for the different [H] Companies as agreed with you. For the period until 01-01-2001 until 31-12-01 [Hof: deze datum is doorgestreept en met de hand is bijgeschreven “30.11.01”] EURO 9645,-
of ING Bank Luxembourg
Bankaccountnumber: [0000001] EUR”
Op de factuur van 31 december 2002 is het volgende vermeld:
“Commercial Promotion activities for the different [H] Companies as agreed with you. For the period until 01-01-2002 until 31-12-2002 EURO 12957,-
Payment must be done to:
Banque et Caisse d’epargne de l’etat (…)
Sue le compte de Banque Colbert Luxembourg SA
Numero [0000002]
En faveur numero: [0000003]”
De Italiaanse belastingautoriteiten hebben in het mailbericht van 14 april 2010 onder meer het volgende geschreven:
“Your Ref.: letter dated 2 April 2010-04-14
no. (...)
SUBJECT: exchange of information concerning [I] and Mr. [F] and [X] BV
Dear (…)
I write further to my letter no. 2009/163374 sent you on Nov 06, 2009 04:13 PM by CCN Mail and now I am able to provide the following final report on the relations between the Italian company [I] (... Verona) and Mr [F].
As from the inquiry carried out by our local office, a collaboration agreement was signed between [I] and Mr [F] on 20 June 2001. According to this agreement Mr [F] received commissions equal to 5% on the total amount of [I]’s sales, corresponding to the invoices iussed.
[I]’s legal representative, Mr [J], declared that, in 2000, there were not commercial relations with Mr [F] or with [X] BV, whereas in the following years, 2002-2008, commercial relations took place, as follows:
Year Number and date (...) Amount Ledger account posted to Mr. [F]
2002 No. 2001-001 dated 1.5.2002 € 23.403,21
No. 2002-01 dated 4.7.2002 € 37.216,80
No. 2002-02 dated 31.12.2002 € 26.460,61
2003 No. 1 dated 7.7.2003 € 27.180,90
2004 No. 2 dated 31.12.2003 € 19.159,91
No. 1 dated 25.8.2004 € 18.475,42
2007 and 2008 Ledger account posted to [X] BV
No. 2007-01 dated 26.3.2007 € 67.332,03
No. 2007-02 dated 30.6.2007 € 87.075,35
No. 2008-01 dated 30.9.2008 € 50.147,67
No. 2008-02 dated 30.9.2008 € 16.742,34”
Als bijlagen bij voornoemd mailbericht zijn stukken meegestuurd die zijn verkregen uit de administratie van [I], waaronder overeenkomsten met [F], facturen van [F], bankafschriften, bankopdrachten en overzichten van het bankboek.
Zo is een samenwerkingsovereenkomst tussen [F] en [I] van
20 juni 2001 meegestuurd, waarin onder meer het volgende is bepaald:
“Considering that:
- [I] is a manufacturer of waterproofing membranes
- [ [F]] is an expert, with many contacts in this sector
They state the following:
- [ [F]] or other delegated companies by him will promote the purchases of [I] products starting from 20th June 2001
- He will arrange meetings and visits to support these purchases
- He will technically assist the buyers of [H] Group
To cover the above [I] will grant a 5% (five) percentage on the net ex-works sales of waterproofing membranes invoiced to [H] group and collected by [I]
This percentage will be settled at least twice in a year on presentation of [[F]] or delegated companies’s invoices payable where he will indicate.
This agreement will be valid until [I] will supply the companies of [H] Group. “
Bij brief van 22 januari 2004 heeft [F] het volgende aan [I] geschreven:
“Dear Sirs,
I wish to inform you about my wish to terminate our “collaboration agreement” dated 2001 20th June since 2004 31st May.
I size this occasion to confirm you I have received and fully settled all matured amount on last 2003 31st December, according to our agreement, and I haven’t anything to claim.”
Op de facturen die [F] in de jaren 2002 tot en met 2004 aan [I] heeft gestuurd, is het volgende vermeld:
“Commercial and sales activities to the different [H] Companies as agreed with Collaboration Agreement dated 20 june 2001 for the period (...) until (...) EURO (...)
[I] heeft bedragen overgeboekt naar bankrekening [0000001] bij ING Bank Luxembourg en bankrekening [0000002] bij Banque Colbert Luxembourg SA.
Verder zijn overzichten van het bankboek van [I] bijgevoegd waaruit zou blijken dat [I] in 2004 en 2005 contante betalingen heeft gedaan aan met belanghebbende gelieerde vennootschappen.
Op de facturen die belanghebbende in 2007 en 2008 aan [I] heeft gestuurd, is het volgende vermeld:
“We invoice you as per our agreement of january 2006: Euro (...)
Please pay this invoice on the following bankaccount:
F. van Lanschot Bankiers
(...) [L] (Hollanda)
Accountnr. [0000004]
Uit bankopdrachten blijkt dat [I] deze facturen heeft betaald door overboeking. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende – zonder dat de Inspecteur daartegen bezwaar heeft gemaakt – bankafschriften van Van Lanschot Bankiers ingebracht waaruit blijkt dat deze betalingen door [I] zijn geboekt op haar bankrekening [0000004], alsmede stukken waaruit volgens belanghebbende blijkt – hetgeen door de Inspecteur ter zitting is bevestigd – dat deze overboekingen in belanghebbendes administratie zijn verwerkt.
3 Geschil
In geschil is of de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslagen vennootschapsbelasting 2007 en 2008 de winst van belanghebbende terecht heeft verhoogd met door belanghebbende bedongen inkoopkortingen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
Verder is de dwangsom in geschil.
Beide partijen hebben ter zitting bevestigd dat de verzuimboete van € 113 niet in geschil is.
Belanghebbende betoogt in de incidentele hoger beroepen dat de Rechtbank ten onrechte geen integrale proceskostenvergoeding heeft toegekend.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank behoudens de beslissing omtrent de proceskostenvergoeding. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van de bij de Rechtbank ingestelde beroepen.